GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belasting
nummer 06/00450
eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van de besloten vennootschap
Beheermaatschappij X B.V. te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 2 oktober 2006, nummer AWB 06/542, in het geding tussen belanghebbende
en
de Inspecteur van de Belastingdienst P (hierna: de Inspecteur)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 982.709. Bij beschikking is een vergrijpboete opgelegd van € 128.249. Er is bedrag aan heffingsrente berekend van € 26.328.
1.2. Bij uitspraak van de Inspecteur is zowel de aanslag als de vergrijpboete gehandhaafd.
1.3. Het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur is door de Rechtbank bij uitspraak van 2 oktober 2006, nr. AWB 06/542 ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5. Tot de stukken van het geding behoren het beroepschrift en de daarin genoemde bijlagen en het verweerschrift.
1.6. Bij het onderzoek ter zitting op 8 april 2008 te Arnhem zijn verschenen en gehoord de ge-machtigde van belanghebbende en de Inspecteur bijgestaan door de taxateur E. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. Een kopie daarvan is aan deze uitspraak gehecht.
2. Vaststaande feiten
2.1. A (geboren in 1904) is tot zijn overlijden in 2002 enig aandeelhouder van belanghebbende. Hij is oprichter van de werkmaatschappij Xx B.V. Zijn zoon B is algemeen directeur en voorzit-ter van het managementteam van de X-groep.
2.2. De feitelijke werkzaamheden van belanghebbende bestaan uit verhuur van het bedrijfspand Z-straat 1 te Z aan de werkmaatschappij en uit het verzekeren van ingegane pensioenuitkeringen ten behoeve van A en zijn echtgenote
2.3. De werkmaatschappij verricht activiteiten op het gebied van IT-dienstverlening.
2.4. A overlijdt op 9 februari 2002. Erfgenamen zijn de echtgenote en zijn drie kinderen, B, C en D.
2.5. Op 24 juni 2002 verkoopt belanghebbende het - sinds tientallen jaren aan de werkmaat-schappij verhuurde - bedrijfspand Z-straat 1 te Z voor € 536.527 aan Stichting X. Deze prijs is de som van de waarde die de erven onderling zijn overeengekomen voor de aandelen (€ 317.646) en de hypotheek op het pand (€ 218.881).
2.6. Stichting X is opgericht op 19 juli 1996 door B die tevens enig bestuurder is.
2.7. Stichting X verkoopt, eveneens op 24 juni 2002, de economische eigendom van het be-drijfspand voor € 536.527 aan de vier kinderen van B.
2.8. Stichting X sluit op 1 juli 2002 een huurcontract met de werkmaatschappij voor 10 jaar, huurprijs eerste jaar € 187.701,72, met jaarlijkse aanpassingen. Deze huurprijs is gelijk aan de huurprijs die de werkmaatschappij vanaf 1998 met belanghebbende is overeengekomen. Voor de periode 1 januari 2005 tot en met 31 december 2009 geldt een nieuwe huurovereenkomst met een huurprijs van € 110.000 per jaar.
2.9. Op 17 september 2002 verkopen de erven A de aandelen in belanghebbende aan Houd-stermaatschappij X B.V. voor € 317.646.
2.10. Per 1 juli 2003 worden twee zoons van B tot algemeen, respectievelijk commercieel direc-teur van de X-groep benoemd.
2.11. De voor het bedrijfspand bepaalde WOZ-waarde per 1 januari 1999 is uiteindelijk in de bezwaarfase nader vastgesteld op € 783.000. De WOZ-waarde per 01-01-2003 is vastgesteld op € 1.059.000. De beschikking waarin deze waarde is vermeld staat inmiddels onherroepelijk vast.
3. Geschil, standpunten en conclusies van partijen
3.1. Partijen houdt verdeeld of de Inspecteur terecht een onttrekking constateert en zo ja of de waarde van het bedrijfspand terecht is bepaald op € 1.280.000, zoals de Inspecteur voorstaat, en niet op een waarde van € 536.527, zoals belanghebbende bepleit. Tenslotte bestrijdt belangheb-bende de bijtelling van € 139.491 wegens vrijval van de herinvesteringsreserve en de opgelegde boete; de Inspecteur wenst dat de bijtelling en de boetebeschikking worden gehandhaafd
3.2. Elk van de partijen heeft voor haar standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van haar afkomstige stukken.
3.3. Daaraan is mondeling toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting. Ter zitting is door het Hof een compromis voorgesteld, inhoudende dat de waarde nader zal worden bepaald op € 1.000.000 en dat de vastgestelde vergrijpboete dienovereenkomstig zal worden verminderd. Bij brief van 11 april 2008 heeft belanghebbende dit voorstel afgewezen. Ter zitting is meegedeeld dat in geval geen compromis tussen partijen tot stand zou komen een schrif-telijke uitspraak zal volgen.
3.4. Belanghebbende verzoekt in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank te vernietigen, de aanslag te verminderen naar een belastbaar bedrag van € 99.746 en de vergrijpboete te verminde-ren tot nihil.
3.5. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil