ECLI:NL:GHARN:2008:BD1681
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- A.G. Coumans
- R. van den Heuvel
- A. van Waarden
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep na intrekking door verdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 27 februari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht van 28 februari 2005. De verdachte, die in detentie verbleef, had hoger beroep ingesteld, maar trok dit beroep in via een akte van intrekking, gedateerd 20 februari 2008. Het hof heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 26 augustus 2005, 23 juni 2006 en 27 februari 2008. Tijdens deze zittingen heeft de advocaat-generaal aangegeven geen belang te hebben bij de voortzetting van het hoger beroep, en dat hij dezelfde straf zou eisen als in eerste aanleg was opgelegd.
Het hof overwoog dat, hoewel de behandeling van de zaak al was aangevangen, de intrekking van het hoger beroep door de verdachte niet meer kon worden teruggedraaid. De wetgeving, specifiek artikel 453 van het Wetboek van Strafvordering, staat geen intrekking meer toe zodra de behandeling is begonnen. Het hof concludeerde dat er geen 'enig in rechte te respecteren belang' was voor de verdachte om het hoger beroep voort te zetten, vooral gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder eerdere aanhoudingen en instructies, zoals een rogatoire commissie in Engeland.
Uiteindelijk heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, waarmee de zaak werd beëindigd zonder inhoudelijke beoordeling. Dit arrest benadrukt de procedurele aspecten van het intrekken van hoger beroep en de voorwaarden waaronder een niet-ontvankelijkverklaring kan plaatsvinden.