Parketnummer: 24-001467-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-630155-06
Arrest van 15 april 2008 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 7 juni 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in P.I. Noord - De Grittenborgh te Hoogeveen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.T. Pittau, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, hem de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd en voorts beslissingen genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte voor het onder 1, 2, 3 primair, 4a, 4b en 5 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en voorts dat het hof verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal opleggen. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding. De inhoud van de tenlastelegging wordt geacht hier te zijn overgenomen.
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 3 juni 2006 in de gemeente [gemeente], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte:
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in een personenauto is achterna gereden en, vervolgens,
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de doorgang heeft belemmerd en, vervolgens,
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Geld en snel en jij ook", en,
vervolgens,
- die [slachtoffer 2] bij de arm heeft vastgepakt en vastgehouden en vervolgens die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] een
mes heeft getoond en daarbij opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Jij
moet naast mij lopen en niet gillen, jullie moeten stil zijn, anders maak ik jou dood" en "Niet zo snel, anders doe ik je
vriendin wat aan", en, (vervolgens),
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] met zich mee heeft gevoerd naar een betaalautomaat;
2.
hij op 7 mei 2006 in de gemeente [gemeente], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (200 euro), toebehorende aan die [slachtoffer 3], welke geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte:
- die [slachtoffer 3] is achterna gefietst en, vervolgens, van de fiets heeft geduwd, en, vervolgens,
- die [slachtoffer 3] opzettelijk dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Je mag mij niet aankijken en
je mag niet gillen. Ik wil geld hebben", en (vervolgens),
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] heeft gedrukt en daarbij opzettelijk
dreigend die [slachtoffer 3] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet niet gaan gillen, anders schiet ik je dood", en
(vervolgens),
- die [slachtoffer 3] met zich heeft meegevoerd naar een pinautomaat en die [slachtoffer 3], tijdens het fietsen, meermalen
opzettelijk dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Je mag niet gaan gillenen je mag niemand aanspreken want anders
schiet ik je dood", en, vervolgens,
- gekomen bij een pinautomaat die [slachtoffer 3] een geldbedrag van 200 euro heeft doen pinnen;
3.
hij op 17 mei 2006 in de gemeente [gemeente], met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer 4], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte:
- die [slachtoffer 4] de vrije doorgang heeft belemmerd, en, vervolgens,
- die [slachtoffer 4] een mes tegen de keel heeft gedrukt, en (vervolgens),
- die [slachtoffer 4] opzettelijk dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Geef je geld en je mobiel" en "Als je gaat gillen of
schreeuwen steek ik je dood", en (vervolgens),
- die [slachtoffer 4] op de fiets heeft meegevoerd naar een pinautomaat en die [slachtoffer 4], tijdens het fietsen, opzettelijk
dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik zal je doodschieten";
4.a
hij op 19 mei 2006 in de gemeente [gemeente], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Samsung), toebehorende aan [slachtoffer 5], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte:
- die [slachtoffer 5] is achterna gefietst en vervolgens, gekomen nabij het [plein], die [slachtoffer 5] tot stoppen heeft
gedwongen, en, vervolgens,
- die [slachtoffer 5] aan de arm en kleding heeft getrokken en daarbij die [slachtoffer 5] ten val heeft gebracht, en, vervolgens,
- die [slachtoffer 5] tegen een muur heeft gedrukt en vervolgens de keel van die [slachtoffer 5] heeft dichtgedrukt en
(vervolgens),
- die [slachtoffer 5] opzettelijk dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil je portemonnee, geef me geld", en (vervolgens),
- die [slachtoffer 5] een mes tegen de keel heeft gedrukt, en, (vervolgens),
- die [slachtoffer 5] krachtig tegen de muur heeft gedrukt, en, vervolgens,
- die [slachtoffer 5] tegen de grond heeft geduwd en daarbij die [slachtoffer 5] opzettelijk dreigend de woorden heeft
toegevoegd: "Je moet blijven liggen, anders steek ik je neer";
4.b
hij op 19 mei 2006 in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, toebehorende aan [slachtoffer 5], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte:
- die [slachtoffer 5] is achterna gefietst en vervolgens, gekomen nabij het [plein], die [slachtoffer 5] tot stoppen heeft
gedwongen, en, vervolgens,
- die [slachtoffer 5] aan de arm en kleding heeft getrokken en daarbij die [slachtoffer 5] ten val heeft gebracht, en, vervolgens,
- die [slachtoffer 5] tegen een muur heeft gedrukt en vervolgens de keel van die [slachtoffer 5] heeft dichtgedrukt en
(vervolgens),
- die [slachtoffer 5] opzettelijk dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil je portemonnee, geef me geld", en (vervolgens),
- die [slachtoffer 5] een mes tegen de keel heeft gedrukt, en (vervolgens),
- die [slachtoffer 5] krachtig tegen de muur heeft gedrukt, en, vervolgens,
- die [slachtoffer 5] meermalen heeft gedwongen haar pinpas in de pinautomaat te stoppen en daarbij haar pincode in te
toetsen en, vervolgens,
- die [slachtoffer 5] tegen de grond heeft geduwd en daarbij die [slachtoffer 5] opzettelijk dreigend de woorden heeft
toegevoegd: "Je moet blijven liggen, anders steek ik je neer";
5.
hij op 3 juni 2006, in de gemeente [gemeente], [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2], onder vertoning van een mes, meegevoerd en daarbij die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Jij moet naast mij lopen en niet gillen. Jullie moeten stil zijn".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3 primair, 4a, 4b en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1, 2, 3 en 4a, telkens
afpersing;
4b.
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
5.
bedreiging met zware mishandeling.
Strafbaarheid
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte overweegt het hof het navolgende.
B.Y. van Toorn, psycholoog, komt in haar rapport van 8 januari 2008 tot de conclusie dat verdachte zowel lijdt aan een ziekelijke stoornis als aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er is sprake van misbruik van middelen en van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met psychopathische trekken. Dat was ook het geval ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. Met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid concludeert zij dat verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten hoogstens als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
C.J.M. Vredeveld, forensisch psychiater, stelt in zijn rapport van 14 november 2006 eenzelfde persoonlijkheidsstoornis vast als Van Toorn. Hij beoordeelt verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het tenlastegelegde.
Zowel door het openbaar ministerie als van de zijde van de verdediging en door verdachte is ingestemd met het gebruik van dit thans zeventien maanden oude rapport. Voorts heeft psychiater Vredeveld, gehoord ter terechtzitting van het hof van 1 april 2008, dit oordeel aldaar bevestigd.
Het hof neemt voornoemde conclusies over en maakt die tot de zijne, in zoverre dat het hof vaststelt dat verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten leed aan een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waardoor die feiten hem in licht verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof acht verdachte overigens strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich in een periode van nog geen maand schuldig gemaakt aan een viertal straatroven. Hij heeft daarbij steeds een op hoofdlijnen identieke werkwijze gehanteerd. Verdachte zocht in de nachtelijke uren een veelal fietsende jonge vrouw uit en volgde haar op de openbare weg. Op enig moment dwong hij haar te stoppen en geld of goederen aan hem te overhandigen. Vervolgens sommeerde hij haar mee te gaan naar een pinautomaat om daar een zo hoog mogelijk bedrag te pinnen en aan hem af te geven. Om zich te verzekeren van de medewerking van zijn slachtoffers heeft verdachte het daarbij niet alleen gelaten bij verbale (doods)bedreigingen, maar deze ook kracht bijgezet door het gebruik van een mes of een (speelgoed)pistool. Wanneer zijn slachtoffer ook maar enig verzet bood, is verdachte daadwerkelijk overgegaan tot geweldpleging. Daarvan was met name sprake in het onder 4 bewezen verklaarde. Verdachte heeft het betreffende slachtoffer ten val gebracht, haar keel dichtgedrukt en een mes tegen die keel gehouden. Het slachtoffer heeft daardoor onder meer krassen en schrammen in haar nek opgelopen.
In alle gevallen betrof het jonge vrouwen. Verdachtes bewering dat dat toeval was, acht het hof niet geloofwaardig. Het hof acht veeleer aannemelijk dat de slachtoffers een gemakkelijke prooi vormden voor verdachte vanwege zijn fysieke overwicht.
Uit de toelichting op hun vorderingen als benadeelde partij komt naar voren dat het gebeuren voor elk van de slachtoffers een traumatische ervaring is geweest, die in diverse verschijningsvormen invloed heeft op hun dagelijks leven. De slachtoffers waren tijdens de overvallen bevreesd dat zij tevens slachtoffer zouden worden van een zedenmisdrijf in enigerlei vorm. Daarnaast noemen zij onder meer: bang op straat, altijd alert, wantrouwend tegenover vreemden, angst voor jonge Antillianen, niet meer durven fietsen en voor iedere geringe afstand de auto nemen, beëindiging van avondwerkzaamheden - en bezigheden buitenshuis, slapeloosheid, nachtmerries, ramen en deuren op slot en telefoon en mes dag en nacht binnen handbereik.
Het hof heeft tevens gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 4 februari 2008. Uit dit 21 pagina's tellend stuk blijkt dat verdachte vanaf zijn jonge jaren vele malen eerder is veroordeeld voor onder meer soortgelijke delicten. Er is zowel sprake geweest van oplegging van (langdurige) gevangenisstraffen als van andersoortige strafrechtelijke interventies, zoals de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen en de maatregel van terbeschikkingstelling. Het hof heeft voorts acht geslagen op het feit dat verdachte de thans ter beoordeling staande feiten heeft gepleegd, terwijl hij - buiten de inrichting - nog deelnam aan het penitentiair programma dat behoorde bij de eindfase van zijn laatste detentie.
Ten slotte heeft het hof bij de strafoplegging rekening gehouden met de vaststelling dat - zoals hierboven nader geëxpliciteerd - de bewezen verklaarde feiten aan verdachte slechts in licht verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Hetgeen hiervoor is overwogen kan tot geen ander oordeel leiden dan dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd van lange duur. De zowel in eerste aanleg opgelegde als in hoger beroep door de advocaat-generaal gevorderde straf doen naar het oordeel van het hof recht aan de ernst en de aard van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden, zoals hiervoor nader uiteengezet. Het hof acht een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren daarom passend en geboden.
Terbeschikkingstelling
Het eerder aangehaalde rapport van B.Y. van Toorn, psycholoog, houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Betrokkene is een 29-jarige man van Antilliaanse afkomst bij wie reeds in het verleden meerdere malen de diagnose 'antisociale persoonlijkheidsstoornis' is gesteld. Zijn voorgeschiedenis kenmerkt zich door geweld, onthechting en pedagogische verwaarlozing door structuurloosheid en grenzeloosheid. Zijn jeugd wordt gekleurd door verschillende verblijven in jeugdinrichtingen. Door zijn sterke gerichtheid op onmiddellijke en primaire lustbevrediging gebruikte betrokkene regelmatig grote hoeveelheden middelen, in casu cannabis en cocaïne. Daarnaast is er sprake van misbruik van alcohol.
Betrokkene toont zich een opportunistische man die sterk gericht is op primaire lustbevrediging. Hij past zijn gedrag slechts aan op basis van eigen gevoelde behoeften en wensen. De gewetensfunctie is zeer beperkt ontwikkeld, mogelijk zelfs ontbrekend. Betrokkene beseft op rationeel niveau goed wat wel en wat niet kan, maar dit lijkt niet affectief verankerd, met andere woorden, hij weet het wel, maar voelt het niet. Hij geeft verder geen blijk van schuld- of schaamtegevoelens. Hij is sterk op zichzelf gericht, onverschillig over de rechten of mening van anderen. Er is sprake van een sterk gebrek aan empathie.
Betrokkene presenteert zich op enigszins aangepaste wijze, waarbij hij de indruk wekt dat er wel degelijk sprake is van introspectief vermogen. Oppervlakkig gezien maakt hij inderdaad de indruk te kunnen reflecteren over zichzelf, maar dit is slechts oppervlakkig. Hij doet dit mogelijk wel op rationeel niveau, maar er is daarbij geen sprake van een emotionele beleving, van 'doorvoelen', waardoor zijn inzicht niet beklijft en niet leidt tot een intrinsiek gemotiveerde aanpassing van het gedrag.
Uit het testpsychologisch onderzoek blijkt met name de narcistische persoonlijkheids- dynamiek, waarbij ongewenste gevoelens uit de beleving worden weggehouden, betrokkene verhoogd krenkbaar is en narcistische woede snel te mobiliseren zou zijn. Met betrekking tot het eigen gedrag is betrokkene externaliserend, hij legt de schuld voor zijn handelen bij de drugs of bij de 'foute vrienden'. Verandering moet volgens betrokkene nog steeds van buiten komen, met name door goede hulpverlening en het niet meer gaan wonen in [gemeente], maar er lijkt geen sprake te zijn van een intrinsieke motivatie tot verandering.
Door de rapporterend psychiater in 2006 is reeds de PCL-R gescoord op basis waarvan hij tot de conclusie kwam dat er sprake was van psychopathie. Ook in het onderhavige onderzoek worden meerdere persoonlijkheidskenmerken gevonden die passen bij het concept van psychopathie, zoals zijn oppervlakkige charme die volledig in contrast staat met zijn gedrag. Tevens behoren hiertoe zijn manipulatieve houding, het gebrek aan berouw of schuldgevoel, het ontbreken van emotionele diepgang, het gebrek aan empathie, de gebrekkige beheersing van het gedrag, de reeds op zeer jonge leeftijd ontstane gedragsproblemen, het ontbreken van realistische doelen op de lange termijn.
Onderzoeker Van Toorn komt tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van zowel een ziekelijke stoornis als een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in die zin dat er op As-I sprake is van misbruik van middelen, differentiaal diagnostisch van verslaving aan middelen. De hoofddiagnose is op AS-II een antisociale persoonlijkheidsstoornis met voornamelijk psychopathische trekken.
Met betrekking tot het recidivegevaar stelt onderzoeker het navolgende vast, zakelijk weergegeven:
Zowel straf in de vorm van vrijheidsbeneming als eerdere behandelingen hebben niet geleid tot vermindering van wederrechtelijk handelen. Het criminele gedrag was reeds zeer jong aanwezig en lijkt te hebben geleid tot een gedragsrepertoire dat intussen vast onderdeel is geworden van de persoonlijkheid van betrokkene. Betrokkene lijkt op het moment van het gesprek met onderzoeker wel oprecht in zijn voornemen om niet meer de fout in te gaan, maar hij hangt dit op aan factoren die van buitenaf moeten komen, zoals hulpverlening, het niet meer op pad gaan met criminele vrienden en het niet meer wonen in [gemeente]. Het feit dat betrokkene geen inzicht heeft in zijn eigen aandeel in het gebeuren, hier geen verantwoordelijkheid voor neemt en er dus geen intrinsieke motivatie tot verandering is, beïnvloeden de prognose ongunstig. Een en ander tegen elkaar afwegende komt onderzoeker tot de inschatting dat de recidivekans voor toekomstig gedrag zeer reëel is.
Van Toorn heeft haar rapport ter terechtzitting van het hof van 1 april 2008 nader toegelicht. Daarbij is onder meer naar voren gekomen, zakelijk weergegeven:
Ik heb uw hof de pro's en contra's voorgelegd van de diverse behandelmogelijkheden, opdat u een afweging kunt maken. Een ontbrekende gewetensfunctie kan niet worden behandeld. Psychopathie evenmin. Het is wel mogelijk om op rationeel niveau gedrag aan te leren door valkuilen te leren herkennen en bewust te leren stilstaan bij de vraag "Wat betekent mijn gedrag voor een ander?" Hoe iemand is kun je niet veranderen, hoe iemand zich gedraagt wel. De forse persoonlijkheidsproblematiek van verdachte vergt een langdurige intramurale behandeling. Ik heb het dan nadrukkelijk niet over zijn verslavings- problematiek. U vraagt mij aan welke duur ik denk. De minimale duur van een klinische behandeling is twee jaar. Soms is voor gedragsverandering 3 of 4 jaar of nog langer nodig. De genoemde periodes volgen op een reeds afgelegd voortraject. Deze verdachte heeft nog geen voortraject doorlopen. Uit het oogpunt van beveiliging van de maatschappij dienen straf en maatregel aansluitend ten uitvoer gelegd te worden. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden is weliswaar een behoorlijke stok achter de deur, maar de remmende werking daarvan is niet toereikend als de intrinsieke motivatie bij verdachte blijft ontbreken.
Het eerder aangehaalde rapport van C.J.M. Vredeveld, forensisch psychiater, houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Verdachte leed op het moment van het ten laste gelegde in ieder geval aan een gebrekkige ontwikkeling der persoonlijkheid in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met duidelijk psychopathische kenmerken, mogelijk ook in combinatie met een psychische aanpassingsstoornis en een nog onvoldoende behandeld ADHD-syndroom. Daarnaast is er opnieuw sprake van een snel in ernst toenemende, en in beleven en gedragspatroon hernieuwd verankerde harddrugs- c.q. cocaïneverslaving.
(...)
Bij de historische c.q. statische items van het HCR-20 risicotaxatie-onderzoek is er met betrekking tot eerder gepleegd geweld, relationele instabiliteit, arbeidsverleden- problematiek, middelengebruik, psychopathie, persoonlijkheidsstoornissen en eerdere onttrekking aan toezicht een duidelijk verhoogd risico op recidive.
Bij de klinische items scoort betrokkene een matig verhoogd risico.
Bij de hanteringsitems ten aanzien van het risico buiten is er een geringe kans dat therapie- plannen zullen slagen, een maximale blootstelling aan destabiliserende factoren, een geringe beschikbaarheid van persoonlijke steun, een hoog niveau van ervaren stress, met tot voorheen een ontbrekende samenwerking ten aanzien van behandelmogelijkheden,
in de toekomst ten hoogste als uitgangfase als dubieus positief te kwalificeren. Al met al ook hier in een extramuraal begeleide situatie een sterk verhoogd recidiverisico.
Ook C.J.M. Vredeveld - hiervoor aangehaald - is ter terechtzitting van het hof van 1 april 2008 als getuige-deskundige gehoord. Daarbij heeft hij onder meer naar voren gebracht, zakelijk weergegeven:
Op zichzelf zijn er geen contra-indicaties voor oplegging van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Echter, uit subsidiariteitsoverwegingen zou een terbeschikkingstelling met voorwaarden wellicht ook tot de mogelijkheden behoren, indien er voldoende waarborgen worden ingebouwd. Een terbeschikkingstelling met dwangverpleging brengt een grotere belasting voor de samenleving mee en een ernstiger stigmatisering van de betrokkene. Er is bij deze verdachte duidelijk sprake van een verhoogd recidiverisico, in de eerste plaats gelegen in zijn stoornis en daarna in zijn verslavingsproblematiek. Het is echter de vraag of een intramurale tbs daarop het enige antwoord is. Ik denk veeleer aan het reduceren van stressfactoren. Stress is van grote invloed op aangeleerde mechanismen. Dat is een neurobiologisch proces. Een terugval in oude (verkeerde) overlevingsmechanismen ligt dan in de rede. Overigens acht ik het verschil tussen beide tbs-modaliteiten eerder gradueel dan essentieel. Ook een tbs met voorwaarden zou in de eerste fase zeker in een klinische setting moeten plaatsvinden.
Het hof neemt voornoemde conclusies over en maakt die tot de zijne, in zoverre dat het hof vaststelt dat verdachte tijdens het begaan van het onder 1 tot en met 5 bewezen verklaarde leed aan een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Verdachte moet daarom naar het oordeel van het hof ter beschikking worden gesteld.
De bewezen verklaarde feiten zijn misdrijven, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld dan wel - in het geval van het onder 5 bewezenverklaarde - een feit betreft waarvoor een dergelijke afdoening door de wetgever is toegelaten.
Gelet op het feit dat de kans dat verdachte opnieuw een geweldsdelict zal begaan naar het oordeel van het hof - welk oordeel mede is gebaseerd op hetgeen de deskundigen hierover hebben aangegeven - groot is, eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling. Die veiligheid van anderen dan wel die algemene veiligheid van personen eist tevens dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
De raadsman van verdachte heeft het hof primair verzocht om oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) en subsidiair om oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Het hof overweegt hierover het navolgende:
Oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) behoeft alleen daarom al geen nadere bespreking vanwege de onverenigbaarheid van deze maatregel met de gevangenisstraf, die door het hof wordt opgelegd.
Voorts blijkt uit hetgeen door voornoemde gedragsdeskundigen naar voren is gebracht dat de ernst en de complexiteit van de bij verdachte geconstateerde persoonlijkheidsstoornis zodanig zijn, dat een behandeling noodzakelijk is, die de maximale duur van een ISD-maatregel overstijgt. Er is daarnaast sprake van een aanmerkelijk recidivegevaar en - daarmee samenhangend - een noodzaak tot beveiliging van de maatschappij. Oplegging van een terbeschikkingstelling met voorwaarden biedt naar het oordeel van het hof - gelet op de wettelijk begrensde duur en het veelal deels ambulante karakter daarvan - onvoldoende waarborgen voor zowel een tot resultaat leidende behandeling van verdachte als voor de veiligheid van de maatschappij.
Voorts is het hof van oordeel dat het enkele feit dat het hof - zoals hiervoor onder "strafmotivering" is overwogen - een gevangenisstraf van vijf jaren passend en geboden acht aan het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden in de weg staat. Artikel 38, lid 2, van het Wetboek van Strafrecht bepaalt immers dat dat slechts is toegestaan bij oplegging van een gevangenisstraf van maximaal drie jaren.
Benadeelde partij I
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering ad € 1.700,- in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Benadeelde partij II
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering ad € 1.000,- in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Benadeelde partij III
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij
[slachtoffer 3], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering ad € 1.325,- in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Benadeelde partij IV
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij
[slachtoffer 5], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering ad € 1.222,- in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof stelt vast dat de door voornoemde benadeelde partijen gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten, terwijl de vorderingen van de zijde van verdachte voorts niet zijn weersproken. Het hof zal de vorderingen dan ook alle toewijzen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof zal de bovengenoemde bedragen tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57 (oud), 285 (oud), 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2, 3 primair, 4a, 4b en 5 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3 primair, 4a, 4b en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van
vijf jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast voorts dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend zevenhonderd euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend zevenhonderd euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vierendertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 3], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend driehonderdvijfentwintig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend driehonderdvijfentwintig euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zesentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 5], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend tweehonderdtweeëntwintig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend tweehonderdtweeëntwintig euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zesentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermelde bedragen, de verplichting om te voldoen aan de vorderingen van de benadeelde partijen komen te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vorderingen van de benadeelde partijen heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Roes voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.