Parketnummer: 21-004522-07
Uitspraak d.d.: 14 april 2008
TEGENSPRAAK
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 7 november 2007 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-900118-07, 05-501692-07 en 05-503104-07, tegen
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 maart 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof nummert de onder parketnummer 05-900118-07 tenlastegelegde feiten als de feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8, het onder parketnummer 05-501692-07 tenlastegelegde feit als feit 9 en het onder parketnummer 05-503104-07 tenlastegelegde feit als feit 10.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J. Kral, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het deels tot een andere bewijsbeslissing komt en tot een andere strafoplegging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(de tenlastelegging is in dit te publiceren arrest niet opgenomen)
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair, 3 primair en subsidiair, 4 primair en subsidiair, 5 en 8 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 meer subsidiair, 4 meer subsidiair, 6, 7 primair, 8 subsidiair, 9 primair en 10 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 primair:
hij op 14 januari 2006 te (pleegplaats], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen (totaal ongeveer 2814
euro) en een aantal bioscoopbonnen, toebehorende aan [benadeelde 1], welke diefstal
werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging
met geweld tegen [slachtoffer 1] (kassa/baliemedewerkster van [benadeelde 1]) en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en gemakkelijk te maken welke
bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en verdachtes
mededader ieder gewapend met een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp bioscoop/[benadeelde 1] zijn binnen gegaan en/of vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 1] (kassamedewerkster) en [slachtoffer 2] en/of
(vervolgens) die [slachtoffer 1] de woorden
heeft/hebben toegevoegd: "Maak open, maak open" en "Geef geld"; althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of vervolgens met een op een vuurwapen gelijkende voorwerp een schot
heeft/hebben gelost en (vervolgens) die [slachtoffer 1] de woorden
hebben toegevoegd: "Maak open die kassa, anders is de volgende kogel voor jou", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of vervolgens met kracht een kassalade (verder) open heeft/hebben getrokken en geld en bioscoopbonnen uit die kassalade heeft/hebben weggegrist;
2 subsidair:
[medeverdachte] op 21 november 2005 te (pleegplaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (totaal ongeveer 2405, 87euro), toebehorende aan de [benadeelde 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] (kassamedwerker bij (benadeelde 2)) en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat [medeverdachte] gewapend met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een winkelpand van [benadeelde 2] is binnen gegaan en vervolgens dat op een vuurwapen
gelijkende voorwerp op die [slachtoffer 3] (kassamedewerker) en [slachtoffer 4] heeft gericht en dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp op de borst van die [slachtoffer 3]
heeft gedrukt en vervolgens die [slachtoffer 3] de woorden heeft toegevoegd: " Geef hier dat geld'; althans woorden van gelijke aard en/of strekking en (vervolgens) een greep in de kassa heeft gedaan en geld uit die kassa heeft weggegrist, tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte
op 21 november 2005 te [pleegplaats], opzettelijk behulpzaam is geweest door voorafgaand aan voormeld misdrijf met een scooter naar een met die [medeverdachte]
afgesproken plaats te rijden en vervolgens die [medeverdachte] naar een plaats te brengen in de buurt [benadeelde 2] en vervolgens op die plek met die scooter (met draaiende motor) op die plek te wachten op die [medeverdachte];
3 meer subsidiair:
[medeverdachte] op 9 december 2005 te [pleegplaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen (totaal ongeveer 500 euro), toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [benadeelde 3] en/of [slachtoffer 6], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat [medeverdachte] gewapend met een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp een pand van [benadeelde 3] is binnengegaan en vervolgens dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp heeft gericht op (baliemedewerkster/kassamedewerkster) [slachtoffer 5] en vervolgens die [slachtoffer 5]
de woorden heeft toegevoegd: "Geld, geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en vervolgens met kracht een kassa/geldlade heeft los getrokken/losgerukt en geld uit die kassa/geldlade en/of geld dat op de grond was gevallen heeft weggegrist,
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte
op 9 december 2005 te [pleegplaats], opzettelijk behulpzaam is geweest door met een fiets naar een met die [medeverdachte] afgesproken plaats te rijden en op de fiets met die [medeverdachte] naar een plaats in de buurt van [benadeelde 3] te rijden en die [medeverdachte] die fiets te verstrekken en vervolgens op een afgesproken plaats op die [medeverdachte] (bij een gereedstaande auto) te gaan staan wachten en vervolgens de fiets van die [medeverdachte] over te nemen;
4 meer subsidiair:
[medeverdachte] op 10 december 2005 te Nijmegen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal geldbedragen toebehorende aan [benadeelde 4], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat [medeverdachte] gewapend met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp een pand van [benadeelde 4] is binnengegaan en vervolgens dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp heeft gericht op [slachtoffer 7] en vervolgens die [slachtoffer 7] de woorden heeft toegevoegd: "dit is een overval" en "open
maken, open maken" en "geef hier dat geld" en vervolgens daarbij telkens heeft heen en weer gezwaaid met dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp en vervolgens een greep in de kassalade heeftgedaan en geld uit die lade heeft weggegrist , tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte
op 10 december 2005 te [pleegplaats], opzettelijk behulpzaam is geweest door met een fiets naar een met die [medeverdachte] afgesproken plaats te rijden en (vervolgens) die [medeverdachte] die fiets op de afgesproken plaats te verschaffen en vervolgens fiets van die [medeverdachte] over te nemen;
6:
hij in de periode van 30 december 2005 tot en met 31 december
2005 te [pleegplaats], ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 8] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of een goederen, toebehorende aan [benadeelde 5], en met voormeld oogmerk verdachtes mededader gewapend met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar die [slachtoffer 8] (die op dat moment bezig was een winkelpand van [benadeelde 5] af te sluiten) is gelopen en dicht in de buurt van
die [slachtoffer 8] is gaan staan en vervolgens dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 8] heeft gedrukt en op het hoofd van die [slachtoffer 8] heeft gericht en vervolgens die [slachtoffer 8] tegen een deur/wand heeft klem gezet en/of tegen die [slachtoffer 8] heeft geduwd en aan die [slachtoffer 8] heeft getrokken en vervolgens die [slachtoffer 8] de woorden heeft toegevoegd: "Maak de deur open" althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7 primair:
hij in de periode van 30 december 2005 tot en met 31 december
2005 te [pleegplaats],
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 9], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen
voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld en
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk
te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, een tas die [slachtoffer 9] vasthield heeft vastgepakt en vervolgens heeft getracht uit de handen van die [slachtoffer 9] te rukken/trekken en vervolgens op [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11], die verdachte ter aanhouding hadden vastgepakt en/of die verdachte ter aanhouding hadden achtervolgd, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht en de trekker heeft overgehaald ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8 subsidiair:
hij in de periode van 12 januari 2006 tot en met 15 januari 2006
in de gemeente [pleegplaats], tezamen en in vereniging met
een ander, voorhanden heeft gehad een auto ([merk en kenteken]/afkomstig van [slachtoffer 12]), terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voormeld goed wist dat dit door enig misdrijf was verkregen;
9 primair:
hij op 16 januari 2007 te [pleegplaats],
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een winkel ([benadeelde 6]) aan de [straatnaam] aldaar, twee flessen wijn, een spuitbus slagroom en een appeltaart, toebehorende aan [benadeelde 6];
10:
hij op 3 februari 2007 te [pleegplaats],
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een winkel ([benadeelde 7]), gelegen aan de [straatnaam] aldaar, een fles Port, een pakje kipfilet en een nuts toebehorende aan [benadeelde 7].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het 2 subsidiair, 3 meer subsidiair en 4 meer subsidiair bewezen-verklaarde telkens:
Medeplichtigheid tot en bij diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 7 primair bewezenverklaarde:
Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
ten aanzien van het onder 8 subsidiair bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzetheling.
ten aanzien van het onder 9 primair en 10 bewezenverklaarde telkens:
Diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft verdachte, na een eis van zes jaren gevangenisstraf, terzake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 6 primair, 7 primair, 8 subsidiair, 9 en 10 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden, waarvan één jaar voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
De officier van justitie is in hoger beroep gekomen van deze veroordeling.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte terzake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6 primair, 7 primair, 8 subsidiair, 9 en 10 bewezenverklaarde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich onder meer als mededader dan wel als medeplichtige schuldig gemaakt aan overvallen waarbij slachtoffers zijn bedreigd met een pistool. Dit soort feiten brengen, naar algemeen bekend is, naast materiële schade tevens psychische schade bij de slachtoffers teweeg en draagt ook in het algemeen bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling en winkeldiefstallen.
Voor afdoening van feiten als de onderhavige is slechts het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanzienlijke duur passend en in beginsel is de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van zes jaar gerechtvaardigd. Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten, ook als daarbij wordt gelet op de deels andere kwalificatie daarvan door het hof.
Bij de straftoemeting is acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte waaruit blijkt dat verdachte in het verleden slechts twee maal eerder is veroordeeld terzake van winkelstallen. Tevens is rekening gehouden met de omstandigheid dat de rol die verdachte had bij een aantal van de overvallen beperkt is gebleven tot die van medeplichtige; pas bij de latere overvallen speelde verdachte een grotere rol, maar verdachte is nooit de initiatiefnemer van de overvallen geweest. Het hof houdt ook rekening met de proceshouding van verdachte en dat hij er blijk van heeft gegegeven het laakbare van zijn handelen in te zien en oprecht uiting heeft gegeven aan zijn schuldgevoelens.
Mede gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat aan verdachte voor de bewezenverklaarde misdrijven een kortere vrijheidsstraf - van na te melden duur - dient te worden opgelegd dan door de advocaat-generaal is gevorderd, zij het dat deze straf toch hoger moet zijn dan die, welke in eerste aanleg door de rechtbank is opgelegd.
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de veroordeelde toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 18.817,55. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 274,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade, voorzover de vordering is toegewezen, door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering
tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.878,87. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 473,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade, voorzover de vordering is toegewezen, door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.200,--. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 meer subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.014,39. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 372,80. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 meer subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade, voorzover de vordering is toegewezen, door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.200,--. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 6 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.488,--. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 350,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 7 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade, voorzover de vordering is toegewezen, door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 24c, 33, 33a, 36f, 45, 47, 48, 49, 57, 310, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair, 3 primair en subsidiair, 4 primair en subsidiair, 5 en 8 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 meer subsidiair, 4 meer subsidiair, 6, 7 primair, 8 subsidiair, 9 primair en 10 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De in beslag genomen voorwerpen
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een zwarte helm met geelgroene vlekken, een zwarte helm met rode strepen en een ATB (dames)fiets.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]:
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde 1], te betalen een bedrag van € 274, (tweehonderdvierenzeventig euro) met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader [mededachte] betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 1], in haar vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van € 274,-- (tweehonderd-vierenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededader [medeverdachte] voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]:
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde 2], te betalen een bedrag van € 473,-- (vierhonderddrieënzeventig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 2005, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader [medeverdachte] betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 2], in haar vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van € 473,-- (vierhonderddrieënzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 (negen) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededader [medeverdachte] voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]:
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [slachtoffer 5], te betalen een bedrag van € 1.200,-- (éénduizend tweehonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 december 2005, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader [medeverdachte] betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [slachtoffer 5], een bedrag te betalen van € 1.200,-- (éénduizend tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 (vierentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededader [medeverdachte] voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]:
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde 4], te betalen een bedrag van € 372,80 (driehonderdtweeënzeventig euro en tachtig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2005, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader [medeverdachte] betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 4], in haar vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde 4], een bedrag te betalen van € 372,80 (driehonderd-tweeënzeventig euro en tachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededader [medeverdachte] voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]:
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [slachtoffer 8], te betalen een bedrag van € 1.200,-- (éénduizend tweehonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 december 2005, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader [medeverdachte] betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [slachtoffer 8], een bedrag te betalen van € 1.200,-- (éénduizend tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 (vierentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededader [medeverdachte] voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11]:
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [slachtoffer 11], te betalen een bedrag van
€ 350,-- (driehonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2005,.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [slachtoffer 11], een bedrag te betalen van € 350,-- (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr A.E. Harteveld, voorzitter,
mr A. van Waarden en mr A.W.M. Elders, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G. Heeres, griffier,
en op 14 april 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.