ECLI:NL:GHARN:2008:BC7432
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- A. van den Brink
- M. Smeeïng-van Hees
- J. van der Weij
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de afwijzing van een verzoek tot schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 februari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Almelo van 27 november 2007. Het verzoek van de appellant, een 37-jarige alleenstaande man met een aanzienlijke schuldenlast van meer dan € 80.000, werd afgewezen door de rechtbank. De appellant had verzocht om toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet te goeder trouw was geweest met betrekking tot het ontstaan en het onbetaald laten van een substantieel deel van zijn schulden.
De appellant ging in hoger beroep en stelde dat de alimentatieschuld op de gebruikelijke wijze moest worden getoetst aan de aard, omvang en het tijdstip van ontstaan. Hij voerde aan dat een deel van zijn schulden was ontstaan buiten de geldende termijn van vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde de appellant dat hij na de verbreking van zijn relatie in 2001 een losbandig leven had geleid, wat had geleid tot het ontstaan van vele schulden. Ook had hij in 2006 zijn baan bij KLM verloren door eigen toedoen.
Het hof oordeelde dat, hoewel een deel van de schulden buiten de vijfjaarstermijn was ontstaan, het onbetaald laten van de schulden de appellant kon worden verweten. Het hof concludeerde dat niet aannemelijk was geworden dat de appellant te goeder trouw was ten aanzien van het onbetaald laten van zijn schulden. Gezien deze overwegingen faalde het hoger beroep en werd het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.