ECLI:NL:GHARN:2008:BC7232
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Y.A.J.M. van Kuijck
- R. de Groot
- J.P.M. Kooijmans
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 maart 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht van 11 oktober 2005, betreffende een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie. De verdachte heeft verweer gevoerd tegen de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, omdat de advocaat-generaal geen stukken heeft overgelegd waarop de vordering berust. Het hof heeft dit verweer verworpen, maar heeft ambtshalve overwogen dat de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de eventueel in aanmerking te nemen kostenposten te diffuus zijn om eenduidig vast te stellen. Het hof oordeelt dat het openbaar ministerie had moeten zorgen voor een deugdelijke berekening ter adstructie van het wederrechtelijk verkregen voordeel, wat niet is gebeurd. Bovendien is er sprake van schending van de redelijke termijn, waardoor het niet opportuun is om het openbaar ministerie alsnog de gelegenheid te geven om dit te doen. Het hof heeft daarom het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard in de ontnemingsvordering. Het arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.