ECLI:NL:GHARN:2008:BC7232

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-005724-05
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 maart 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht van 11 oktober 2005, betreffende een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie. De verdachte heeft verweer gevoerd tegen de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, omdat de advocaat-generaal geen stukken heeft overgelegd waarop de vordering berust. Het hof heeft dit verweer verworpen, maar heeft ambtshalve overwogen dat de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de eventueel in aanmerking te nemen kostenposten te diffuus zijn om eenduidig vast te stellen. Het hof oordeelt dat het openbaar ministerie had moeten zorgen voor een deugdelijke berekening ter adstructie van het wederrechtelijk verkregen voordeel, wat niet is gebeurd. Bovendien is er sprake van schending van de redelijke termijn, waardoor het niet opportuun is om het openbaar ministerie alsnog de gelegenheid te geven om dit te doen. Het hof heeft daarom het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard in de ontnemingsvordering. Het arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 21-005724-05
Uitspraak d.d.: 19 maart 2008
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Gerechtshof Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van
11 oktober 2005 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van
5 maart 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door veroordeelde en zijn raadsman, mr A.R. van Roo, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Ter terechtzitting heeft de raadsman betoogd dat, gelet op het feit dat de advocaat-generaal geen stukken heeft overgelegd waarop de vordering berust, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Dat de betreffende stukken moeten worden overgelegd blijkt volgens de raadsman uit artikel 511b lid 2 Wetboek van Strafvordering.
Het hof oordeelt hierover als volgt.
Artikel 511b lid 2 houdt in dat de officier van justitie bij zijn vordering aan de rechtbank de stukken waarop zij berust doet toekomen. Er is echter geen wettelijke bepaling voorhanden die aangeeft op welke manier het openbaar ministerie het ontnemingsdossier feitelijk vorm dient te geven. In deze zaak berust de vordering in feite op het strafdossier, dat aan de rechter is overgelegd ten behoeve van de berechting van de hoofdzaak. Stukken van een afzonderlijk financieel onderzoek zijn geen noodzakelijke voorwaarde. Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in zijn ontnemingsvordering.
Het hof overweegt ambtshalve nog als volgt.
Het onderhavige strafdossier bevat aanwijzingen voor het feit dat verdachte financieel voordeel heeft genoten uit de bewezenverklaarde feiten in de hoofdzaak. De omvang van dat voordeel en de eventueel in aanmerking te nemen kostenposten zijn echter te diffuus en daarom niet eenduidig vast te stellen. Gelet hierop had het op de weg van het openbaar ministerie gelegen om te zorgen voor een deugdelijke berekening ter adstructie van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze berekening had onderdeel kunnen uitmaken van een schriftelijke conclusiewisseling, zodat beide partijen de ruimte hadden gehad hun standpunten uiteen te zetten. Gelet op het aanmerkelijke tijdsverloop, waarbij sprake is van schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, acht het hof het niet opportuun het openbaar ministerie alsnog in de gelegenheid te stellen tot het overleggen van een schriftelijke onderbouwing van de ontnemingsvordering.
Het hof is gelet op bovenstaande van oordeel dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie niet ontvankelijk in de ontnemingsvordering.
Aldus gewezen door
mr Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter,
mr R. de Groot en mr J.P.M. Kooijmans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr K.J.F. Roelofs, griffier,
en op 19 maart 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.