Parketnummer: 21-003114-07
Uitspraak d.d.: 22 januari 2008
TEGENSPRAAK
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Almelo van 19 juli 2007 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 januari 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr J.A.A.M. Rupert, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 t/m 28 december 2005
in de gemeente Borne,
al dan niet opzettelijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
zonder daartoe verleende vergunning,
een aan of nabij de Kleiweg te Borne gelegen afvalstoffeninrichting,
zijnde een inrichting als bedoeld in Categorie 28 van de bij het Inrichtingen-
en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I,
in werking heeft gehad;
artikel 1a Wet op de economische delicten
art 8.1 lid 1 ahf/ond a Wet milieubeheer
art 8.1 lid 1 ahf/ond b Wet milieubeheer
art 8.1 lid 1 ahf/ond c Wet milieubeheer
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 mei 2005 t/m 28 december 2005
in de gemeente Borne,
opzettelijk,
zonder daartoe verleende vergunning,
een aan of nabij de Kleiweg te Borne gelegen afvalstoffeninrichting,
zijnde een inrichting als bedoeld in Categorie 28 van de bij het Inrichtingen-
en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I,
in werking heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van betrokkene betoogd dat de gemeente de situatie, zoals aangetroffen door de verbalisanten, jarenlang heeft gedoogd. In die jaren is niet tegen de situatie opgetreden.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het is niet aannemelijk dat de gemeente de situatie zoals door verbalisanten in het proces-verbaal beschreven jarenlang inderdaad heeft gedoogd. Een dergelijk gedogen valt niet af te leiden uit een situatie waarin de gemeente eerst zonder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke maatregelen heeft geprobeerd om de situatie op het terrein, dat bij verdachte in gebruik was, in overeenstemming te krijgen met de relevante regelgeving. Daar komt bij dat de afspraken met de gemeente, waar verdachte zich op beroept, niet op papier stonden en er geen sprake was van duidelijke toezeggingen dat niet zou worden opgetreden. Het enkele feit dat niet werd opgetreden, brengt niet mee dat verdachte zou zijn ontslagen van zijn verantwoordelijkheid om niet zonder vergunning een inrichting in werking te hebben.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat er sprake is geweest van schending van het gelijkheidsbeginsel, nu in twee andere, volgens haar vergelijkbare, zaken de verdachten, in tegenstelling tot verdachte, een geheel voorwaardelijke geldboete opgelegd hebben gekregen.
Ook dit verweer moet worden verworpen, omdat onvoldoende aannemelijk is geworden dat in de door de raadsvrouw genoemde zaken sprake was van soortgelijke omstandigheden als in de onderhavige zaak.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 800,00 (achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 (zestien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot EUR 600,00 (zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 (twaalf) dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr R.C. van Houten, voorzitter,
mr B.P.J.A.M. van der Pol en mr L.E.M. Hendriks, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr M.A. Jansen, griffier,
en op 22 januari 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr L.E.M. Hendriks is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.