ECLI:NL:GHARN:2008:BC2632

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-005172-06
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voormalig docent in zaak van verkrachting en ontucht met minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 24 januari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De verdachte, een voormalig docent, werd beschuldigd van verkrachting en ontucht met een minderjarige, geboren op 15 juli 1981. De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster en het plegen van ontuchtige handelingen. De aangeefster had in eerste instantie geen aangifte gedaan, maar deed dit uiteindelijk in augustus 2005, na eerdere meldingen van een directielid van de school aan de politie. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster kritisch beoordeeld en kwam tot de conclusie dat deze niet voldoende door ander bewijsmateriaal werden ondersteund. Het hof merkte op dat belangrijke onderdelen van de verklaringen van de aangeefster niet konden worden bevestigd, en dat er geen getuigen waren die de seksuele handelingen hadden waargenomen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de verklaringen van de aangeefster op fantasie berustten. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren en sprak hem vrij van alle tenlastegelegde feiten. De beslissing van het hof was gebaseerd op de afwezigheid van overtuigend bewijs en de mogelijkheid dat de verklaringen van de aangeefster niet op waarheid berustten.

Uitspraak

Parketnummer: 21-005172-06
Uitspraak d.d.: 24 januari 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van
18 december 2006 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te '[geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van
17 januari 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr D. Duijvelshoff, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1:
hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 januari 1995 tot en met 1 mei 1997 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, door geweld en / of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster] (geboren op 15 juli 1981) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], immers is/heeft hij, verdachte, (met) zijn penis in de vagina van die [aangeefster] gebracht/gedrongen, en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte
- die [aangeefster] bij de keel en/of de mond en/of bij/onder haar kin heeft gepakt en/of heeft vastgehouden en/of
- die [aangeefster] bij haar (onder)buik / haar middel heeft vastgepakt/vastgehouden en/of
- (vervolgens) (met de andere hand) haar broek heeft losgemaakt en (deels) haar broek naar beneden heeft getrokken, en/of
- (daarbij) (dreigend) gezegd heeft dat het geen zin had om te schreeuwen omdat ze toch niet gehoord zou worden, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (aldus) een (zeer) bedreigende en/of intimiderende sfeer/situatie heeft doen ontstaan, in elk geval een dermate bedreigende atmosfeer heeft geschapen dat die [aangeefster] zich niet vrij kon voelen en/of voelde om de voren omschreven handeling(en) niet te ondergaan.
Feit 2 primair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1995 tot en met
1 mei 1997 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, met [aangeefster], geboren op 15 juli 1981, die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren bereikt, buiten echt, meermalen, althans eenmaal, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, (telkens)
- zijn penis in de vagina en/of anus en/of mond van die [aangeefster] gebracht en/of
- zijn tong in de mond van die [aangeefster] gebracht/gedaan.
Feit 2 subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1995 tot en met
1 mei 1997 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, meermalen, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd (als onderwijzer/leraar) met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [aangeefster], geboren op 15 juli 1981, immers heeft hij (telkens)
- zijn penis in de vagina en/of anus en/of mond van die [aangeefster] gebracht en/of
- zijn tong in de mond van die [aangeefster] gebracht/gedaan.
Feit 2 meer subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 1995 tot en met
1 mei 1997 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, meermalen, althans eenmaal, met [aangeefster], geboren op 15 juli 1981, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het (telkens) ontuchtig
- zijn penis in de vagina en/of anus en/of mond van die [aangeefster] brengen en/of
- zijn tong in de mond van die [aangeefster] brengen/doen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1, 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken
Overweging met betrekking tot de vrijspraken
De verdachte heeft in elk stadium van het proces ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de hem verweten gedragingen. Hij stelt dat de verklaringen van aangeefster pure fantasie zijn.
De advocaat-generaal gaat er vanuit dat aangeefster de waarheid heeft verklaard, onder meer omdat niet is gebleken van een motief voor aangeefster om de verdachte vals te beschuldigen.
Het enkele feit dat niet van motieven bij aangeefster is gebleken om de verdachte vals te beschuldigen, is voor het hof onvoldoende om van de juistheid van de door aangeefster afgelegde verklaringen uit te gaan. Ook als geen motieven zijn gebleken, kan niet bij voorbaat worden uitgesloten dat de verklaringen op fantasie berusten.
Om uit te sluiten dat sprake is van een fantasieverhaal, heeft het hof gezocht naar informatie die de verklaringen van aangeefster bevestigen.
Het hof heeft deze informatie niet kunnen vinden. Meer in het bijzonder overweegt het hof het volgende:
In september 2004 nam een directielid van de school (waar de verdachte toen als leraar werkzaam was) contact op met de politie. Hij deelde mee dat hij aangifte wilde doen van seksueel misbruik van een ex-leerlinge door een leraar (de latere verdachte). De school was bekend geworden met de beschuldigingen van de ex-leerlinge, nadat een zusje van haar contact had opgenomen met de school. De ex-leerlinge wilde geen aangifte doen. Uiteindelijk heeft de ex-leerlinge in augustus 2005 alsnog aangifte gedaan en een klacht ingediend.
De aangifte komt er neer dat de verdachte aangeefster in het najaar van 1995 tijdens een repetitie van de kerstmusical in de kleedkamer heeft verkracht en dat er daarna een seksuele relatie ontstond die ruim een jaar heeft geduurd. Er was sprake van vaginale, orale en anale seks. De seksuele handelingen zouden plaats hebben gevonden in klaslokalen (tijdens de pauze) en in de kleedruimtes bij de gymlokalen.
Hoewel er gedurende langere tijd en tijdens schooltijd sprake zou zijn geweest van seksuele handelingen tussen de verdachte en de aangeefster, zijn er geen getuigen gevonden die in de periode dat de seksuele relatie zou hebben bestaan, iets van die handelingen hebben gezien of daarover (bijvoorbeeld van aangeefster) hebben gehoord. Dat er geen getuigen zijn die in de periode ook maar iets van de seksuele handelingen hebben gemerkt, acht het hof, mede gelet op de verklaring die een collega van de verdachte heeft afgelegd, opmerkelijk. Deze collega heeft namelijk onder meer verklaard dat hij zich niet kan voorstellen dat de verdachte met aangeefster in klaslokalen geslachtsgemeenschap heeft gehad, omdat je vanuit de centrale hal bij de meeste lokalen naar binnen kon kijken en het geregeld voorkwam dat een leraar spullen moest halen in een ander lokaal, waardoor er op ieder moment iemand in het lokaal binnen kon komen.
Wel heeft de getuige [getuige 1] (die in de tenlastegelegde periode een medeleerlinge van aangeefster was) verklaard dat zij (vermoedelijk in 1996) een keer – na de uitvoering van de musical ‘Oliver’- naast aangeefster op een bankje in de schoolhal zat en dat verdachte aangeefster een aai over haar schouder gaf en tegen haar zei: ‘Wat een leuke kleren heb jij onder je kleren aan.’ De getuige gaat er van uit dat die opmerking van de verdachte sloeg op het ondergoed dat aangeefster aan had. Tijdens de uitvoering van de musical verkleedden de spelers zich in de gymzaal. Aangeefster deed ook mee en had zich ook verkleed in de gymzaal. Verdachte (die zich ook in de gymzaal bevond) had toen, aldus de getuige, kunnen waarnemen welk ondergoed aangeefster droeg.
Hoewel de opmerking van de verdachte, mede gelet op zijn functie, ongepast is, vormt het geen bevestiging voor de verklaringen van aangeefster dat de verdachte seksuele handelingen met haar pleegde.
Voorts is het het hof opgevallen dat belangrijke onderdelen van de verklaringen van aangeefster, die gecontroleerd konden worden, niet bevestigd zijn.
In een brief van december 2002 die aangeefster aan haar moeder schreef, staat onder meer:
‘Ik heb toen ik veertien jaar was seksueel contact gehad met een docent (…). Er zijn toen wel moedige meisjes geweest, meisjes die hun mond opendeden, alleen werden ze niet geloofd. (…) Wat ik nu opvallend vind, is dat geen van de meisjes er thuis over gesproken heeft, deels ook omdat ze op school niet serieus werden genomen.’
In deze brief lijkt aangeefster te zeggen dat er meer meisjes waren die seksueel contact hadden met een of de docent. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris zwakt aangeefster het af. Zij verklaart dan:
‘U vraagt mij uit te leggen wie de dappere meisjes zijn waarover ik in mijn brief schrijf. Tijdens een Duitse les vroeg een leraar een meisje woordenboeken te halen in een ander lokaal. Toen zij terugkwam zag zij heel bleek. Zij vertelde dat meneer [verdachte] (de verdachte), die in dat lokaal zat, haar sjaal had afgedaan en naar haar borsten had gekeken. Toen ze terugkwam in de klas vertelde ze wat er gebeurd was. De docent Duits, meneer [getuige 2], is toen naar de directeur gestapt. Hij stond er bij toen het meisje dit verhaal vertelde. (…).’
Later is de heer [getuige 2] door de rechter-commissaris gehoord. Hij is toen geconfronteerd met de hierboven genoemde verklaring, waarna hem gevraagd werd of het ook inderdaad was gebeurd. Zijn antwoord was: ‘Nee, daar herinner ik mij helemaal niets van.’
Verder heeft aangeefster onder meer bij de rechter-commissaris verklaard dat zij in de periode dat zij een seksuele relatie met de verdachte zou hebben tegen een verpleegkundige, mevrouw [getuige 3], zou hebben verteld dat zij seks met een docent had.
Mevrouw [getuige 3] is door de politie gehoord. Zij heeft verklaard dat zij op 6 november 1995 een gesprek heeft gehad met aangeefster. Volgens haar heeft aangeefster haar geen bijzondere dingen verteld. Dit leidde zij af uit het feit dat zij van het gesprek geen aantekeningen heeft gemaakt. Wel had zij genoteerd dat aangeefster een onzeker, lief en aardig meisje was.
De moeder van aangeefster heeft verklaard dat toen aangeefster 14 jaar was haar gedrag veranderde. De moeder merkte dat er wat was, maar ze kreeg geen ingang. (Volgt een beschrijving van de problemen die aangeefster in de bewuste periode had).
Aangeefster heeft toen ongeveer twee jaar lang gesprekken bij het Fiom gehad.
De problemen die door de moeder worden beschreven zijn geen problemen die zich alleen kunnen voordoen als sprake is (geweest) van seksueel misbruik. Voor zover het hof bekend kunnen aan dergelijke problemen verschillende oorzaken ten grondslag liggen. Het hof ziet daarom in het feit dat aangeefster op 14-jarige leeftijd (en daarna) problemen had, geen bevestiging voor haar verklaringen dat verdachte seksuele handelingen met haar heeft gepleegd.
Gelet op het bovenstaande kan het hof onvoldoende uitsluiten dat de verklaringen van aangeefster inzake de verkrachting en ontucht op fantasie berusten en zal de verdachte om die reden vrijspreken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr J.I.M.W. Bartelds, voorzitter,
mr J.D. den Hartog en mr H.J.B. Sackers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr A.H. Jochems, griffier,
en op 24 januari 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.