Parketnummer: 21-000638-06
Uitspraak d.d.: 3 augustus 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Utrecht van 2 februari 2006 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-115872-01, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 juli 2006 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen nu het tot een andere beslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 december 2005 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een pistool van het merk FN, type Browning, kaliber 7.65 mm, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie III van de Wet Wapens & Munitie, en /of 61, in elk geval een grote hoeveelheid scherpe patronen van een onbekend merk, kaliber 7.65 mm, zijnde munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet Wapens & Munitie, voorhanden heeft/hebben gehad;
2.
hij op of omstreeks 28 december 2005 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen, te weten een veerdrukpistool van het merk Y&P, model W9-P, als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie I onder 7° van de Wet Wapens & Munitie, gelet op artikel 3 onder a en/of b en de Bijlage I van de Regeling Wapens & Munitie, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen,voorhanden heeft/hebben gehad;
3.
hij op of omstreeks 28 december 2005 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen), te weten een (traan)gasbus, zijnde een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie II onder 6° van de Wet Wapens & Munitie, voorhanden heeft/hebben gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de tip die is binnengekomen bij de AIVD in zijn algemeenheid geen zelfstandige basis kan vormen voor een huiszoeking zonder dat er naar aanleiding van deze tip een strafrechtelijk onderzoek is verricht waaruit nadere belastende omstandigheden naar voren komen.
De anonieme tip, inhoudende dat op het adres van verdachte explosieven, handgranaten en wapens aanwezig zouden zijn, bedoeld voor een aanslag op Hoog Catharijne vóór 1 januari 2006, was op 3 december 2005 binnengekomen bij de AIVD. Deze informatie is vervolgens door de AIVD, het Landelijk Parket en de districtsrecherche afdeling zware criminaliteit beoordeeld. Uit het ambtsbericht van 14 december 2005 blijkt: “Er is bij de AIVD niet nadeligs bekend over het adres in Utrecht. Ook is niets bekend over de aanwezigheid van wapens op dat betreffende adres. De AIVD kan geen inschatting geven omtrent de betrouwbaarheid van de onbekende beller noch inzake de door hem geleverde informatie.” Na bijna vier weken is de tip bij de politie Utrecht terechtgekomen. Hier is op grond van deze anonieme tip vervolgens besloten over te gaan tot een doorzoeking van de woning van verdachte.
Hierbij merkt het hof op dat er geen nadere verificatie heeft plaatsgevonden met betrekking tot de betrouwbaarheid van de tip. Ook zijn er geen verdere belastende gegevens aan de tip toegevoegd terwijl verdachte niet eerder was veroordeeld voor een overtreding van de vuurwapenwetgeving. Reeds om die reden oordeelt het hof dat de anonieme tip in dit geval, zonder nadere gegevens of nadere verificatie van de bron, niet een redelijk vermoeden opleverde als bedoeld in artikel 49 Wet Wapens en Munitie. De huiszoeking was derhalve onrechtmatig, zodat het door die zoeking verkregen bewijsmateriaal moet worden uitgesloten en verdachte bij gebrek aan verder bewijs van het hem tenlastegelegde vrijgesproken moet worden.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu met betrekking tot deze voorwerpen een strafbaar feit is begaan, terwijl deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Vordering tenuitvoerlegging
De vordering tot tenuitvoerlegging van na te melden straf dient naar het oordeel van het hof te worden afgewezen, nu verdachte van de hem tenlastegelegde feiten wordt vrijgesproken.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 pepperspray
- munitie 7.65 mm, 52 stuks
- vuurwapen FN 7.65, kleur zwart
- vuurwapenonderdelen, houder met 9 patronen, kleur zwart
- vuurwapen, geschikt voor het afvuren van bolletjes, kleur zwart
Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 geldkist, kleur blauw, met 7 dvd’s, sleutels, notitieboekjes, pin/pukcodes en latex handschoenen
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Utrecht van 23 januari 2006, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Utrecht van 11 september 2001 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Aldus gewezen door
mr A. van Waarden, voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr J.H.M. Zwinkels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr N.D. ten Elshof, griffier,
en op 3 augustus 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.