ECLI:NL:GHARN:2007:BC1574
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- H.G.W. Stikkelbroeck
- J.I.M.W. Bartelds
- F.J.H. Rutgers van der Loeff
- Rechtspraak.nl
Deels toewijzen van de vordering tot achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 28 december 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering van de officier van justitie te Den Haag tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde, die gedetineerd is in P.I. Zuid West – De Dordtse Poorten te Dordrecht, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden door de rechtbank te 's-Gravenhage. De vordering is ingediend naar aanleiding van ernstige misdragingen van de veroordeelde, waaronder bedreigingen aan het adres van twee aangevers, die op 3 augustus 2007 aangifte deden. De veroordeelde werd op 23 augustus 2007 aangehouden en op 26 oktober 2007 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het hof heeft de ernst van de misdragingen en de aard van de feiten in overweging genomen en geoordeeld dat de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde voor een deel achterwege moet blijven. De verdediging voerde aan dat bedreiging geen feit is waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, maar het hof oordeelde dat de artikelen 67 en 67a van het Wetboek van Strafvordering dit wel toestaan in geval van verdenking van overtreding van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof concludeerde dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat in hoger beroep geen veroordeling zal volgen, mede gezien de verklaringen van de veroordeelde.
De beslissing van het hof houdt in dat de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde wordt uitgesteld met een periode van drie maanden na het tijdstip waarop deze ten vroegste zou kunnen worden bevolen. De persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde zijn ook in overweging genomen, maar er is geen bewijs van detentieongeschiktheid aangetoond. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de raadsvrouw van de veroordeelde en de advocaat-generaal, die de vordering volledig wilde toewijzen. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee raadsheren, waarbij één raadsheer niet in staat was de beslissing mede te ondertekenen.