ECLI:NL:GHARN:2007:BC1553

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
28 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS 2007\216
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vegter
  • A. van Kuijck
  • J. Zwinkels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met één jaar na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 28 december 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zutphen van 18 april 2007, die de terbeschikkingstelling van de betrokkene met een jaar had verlengd. Het hof oordeelde dat de verlengingsvordering tijdig was ingediend, conform artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering. De betrokkene, die lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type, heeft een beperkte draagkracht en het hof achtte het te vroeg voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. De betrokkene heeft zijn medicatie goed ingenomen en functioneert binnen de RIBW, maar er is een risico op gewelddadig gedrag als hij zijn medicatie niet trouw blijft innemen. Het hof concludeerde dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist en heeft de maatregel met een jaar verlengd. Het hof merkte op dat bij een eventuele volgende verlengingsprocedure het traject van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging voor de hand ligt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2007\216
Beslissing d.d. 28 december 2007
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[Terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Zutphen van 18 april 2007, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Overwegingen:
• Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het recht doet mede op grond van nieuwe stukken.
• Het hof is van oordeel dat in casu van een spoedige behandeling van het beroep in de zin van artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geen sprake is geweest. Immers is het beroep bijna acht maanden na het instellen van het hoger beroep behandeld. In de voorliggende zaak oordeelt het hof dat de beslissing om een verdragsrechtelijke schending aan te nemen in zichzelf voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel inhoudt.
• De raadsman van betrokkene heeft ter zitting aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege het feit dat de verlengingsvordering van de officier van justitie te vroeg is ingediend en het verlengingsadvies van [de inrichting] niet door het hoofd van de inrichting is ondertekend.
Op grond van artikel 509o, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering kan het openbaar ministerie niet eerder dan twee maanden en niet later dan één maand vóór het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zal eindigen, een vordering indienen tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
De maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd bij arrest van dit hof van 9 april 1999, ingegaan op 24 april 1999 en laatstelijk verlengd bij beslissing van de rechtbank Zutphen van 28 april 2006. De maatregel geldt tot 24 april 2007. De door de officier van justitie ingediende vordering, gedateerd 23 februari 2007, is blijkens de dagstempel op 27 februari 2007 ter griffie van de rechtbank binnengekomen. De vordering is derhalve binnen de in artikel 509o, lid 1, van het Wetboek van Strafvordering vermelde termijn ingediend.
Op grond van artikel 509o, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering worden, indien de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd, bij de verlengingsvordering overgelegd:
1. een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies afkomstig van het hoofd van de inrichting;
2. een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de terbeschikkinggestelde.
Ter zitting van de rechtbank heeft de deskundige P. de Jonge, maatschappelijk werker verbonden aan [de inrichting], desgevraagd verklaard dat het advies onder meer is ondertekend door drs K. Schotel-Van der Veer als plaatsvervangend algemeen directeur, omdat de positie van algemeen directeur op dat moment vacant was. Naar het oordeel van het hof is het advies derhalve ondertekend door de bevoegde functionaris en kan aan dit oordeel niet afdoen dat deze functionaris ten onrechte naliet haar bijzondere hoedanigheid te vermelden. Daarbij beschikt het hof thans over een aanvullend verlengingsadvies van [de inrichting], gedateerd 2 november 2007, dat onder meer is ondertekend door J.B. Blekkink als algemeen directeur. Hierin wordt voor de argumenten voor de verlenging van de terbeschikkingstelling verwezen naar het eerder uitgebrachte advies. Ook op grond hiervan is het hof van oordeel dat is voldaan aan artikel 509o, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering.
• In het bijzonder gelet op de advisering van de kliniek is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat.
Uit het verlengingsadvies volgt dat bij betrokkene sprake is van schizofrenie van het paranoïde type. Daarnaast zijn er met betrekking tot zijn persoonlijkheid verschillende diagnoses gesteld. De kans op toekomstig gewelddadig gedrag is voornamelijk afhankelijk van de inname van zijn antipsychotische medicatie. Wanneer betrokkene de antipsychotische medicatie in een adequate dosering betrouwbaar blijft innemen en daarnaast de nodige structuur, begeleiding en zorg blijft ontvangen, is de kans op gewelddadig gedrag gering. Wanneer medicatie niet goed ingenomen wordt, is het risico op gewelddadig gedrag per direct hoog. Op dit moment is betrokkene medicatietrouw en onthoudt hij zich van het gebruik van middelen. Hij heeft ter zitting van het hof aangegeven dat hij zijn medicatie zal blijven gebruiken. Betrokkene functioneert goed binnen de RIBW. Het contact met [de inrichting] wordt langzaam afgebouwd. Betrokkene is echter een stressgevoelige man met weinig draagkracht. Hoewel hij hiermee binnen de huidige structuur goed weet om te gaan, wordt verwacht dat hij hierbij altijd enig toezicht en begeleiding nodig zal hebben.
De verdediging heeft ter zitting in hoger beroep verzocht de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen. Echter, gelet op het feit dat de draagkracht van betrokkene beperkt is, heeft betrokkene belang bij een geleidelijke afbouw van zijn contacten met de kliniek. Het hof vindt het dan ook thans nog te vroeg voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Bovendien is er, gelet op de inmiddels na de uitspraak van de rechtbank verstreken tijd, onvoldoende ruimte om binnen de termijn van een jaar een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging te realiseren.
Mede gelet op het gegeven dat betrokkene de komende periode zijn contact met de kliniek geleidelijk nog verder af dient te bouwen, is het hof van oordeel dat een verlenging van de maatregel met een termijn van een jaar is geïndiceerd. Het hof merkt daarbij op dat bij een eventuele volgende verlengingsprocedure het traject van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging in beginsel voor de hand ligt.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Zutphen van 13 april 2007 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar.
Aldus gedaan door
mr Vegter als voorzitter,
mrs van Kuijck en Zwinkels als raadsheren,
en drs van Kordelaar en drs van Weers als raden,
in tegenwoordigheid van mr ten Elshof als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2007.
Mr Zwinkels en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.