ECLI:NL:GHARN:2007:BC0230

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
616/2007
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Vries Robbé- De Roy van Zuydewijn
  • A. van den Dungen
  • J. Renckens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigen rechtsingang van minderjarige in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 13 november 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een minderjarige, [verweerster], die het gezag over haar wilde laten wijzigen zodat uitsluitend haar vader belast zou zijn met het gezag. De zaak is ontstaan na de echtscheiding van de ouders, waarbij de rechtbank Haarlem op 17 juni 2003 de echtscheiding heeft uitgesproken. De hoofdverblijfplaats van de kinderen en de omgangsregeling met de niet-verzorgende ouder zijn aanvankelijk aangehouden in afwachting van een onderzoek door de raad. Op 2 december 2003 heeft de rechtbank Haarlem bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [verweerster] bij de vader zal zijn en het verzoek om een omgangsregeling tussen de kinderen en de moeder afgewezen.

De moeder is in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank Almelo van 21 februari 2007, waarin het verzoek van [verweerster] om het gezag te wijzigen werd toegewezen. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 23 oktober 2007 gehouden, waarbij zowel de moeder als de vader en de raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat er geen contact meer is tussen [verweerster] en de moeder en dat de moeder in het verleden bemoeienis heeft gehad met de opvoeding van [verweerster], wat heeft geleid tot een gebrek aan vertrouwen.

Het hof heeft geoordeeld dat [verweerster] ontvankelijk is in haar verzoek en dat de bestreden beschikking in stand moet blijven. De beslissing van het hof houdt in dat de moeder niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek en dat de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, gezien de bijzondere relatie tussen moeder en dochter.

Uitspraak

13 november 2007
Familiekamer
Rekestnummer 2007/616
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Beschikking
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, verder te noemen “de moeder”,
procureur mr. P.M. Wilmink,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster, verder te noemen “[verweerster]”,
procureur mr. P.A.C. de Vries.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Almelo van 21 februari 2007, uitgesproken onder zaaknummer 82186 / FA RK 06-805.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 11 mei 2007, is de moeder in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De moeder verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende [verweerster] in het inleidende verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit verzoek af te wijzen.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 19 juni 2007, heeft [verweerster] het verzoek in hoger beroep van de moeder bestreden.
2.3 De mondelinge behandeling heeft op 23 oktober 2007 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. C.C.M. Peper, advocaat te Almelo. Namens [verweerster] is mr. P. van der Zalm, advocaat te Hengelo (O) verschenen. Ook [de vader] (verder te noemen “de vader”) is verschenen. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder te noemen “de raad”) is M. Jongman verschenen.
2.4 Het hof heeft kennis genomen van de overige stukken, waaronder een brief van 4 oktober 2007 met bijlage van de advocaat van de moeder en een faxbericht van 22 oktober 2007 met bijlage van de procureur van [verweerster].
3 De vaststaande feiten
3.1 De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad en zijn op 14 maart 2000 met elkaar gehuwd. Uit hun relatie is op [geboortedatum] 1992 [verweerster] geboren. [verweerster] verblijft sinds 14 augustus 2002 bij de vader. Uit een eerdere relatie van de moeder is op [geboortedatum] 1988 [A.] geboren.
3.2 Bij beschikking van 17 juni 2003 heeft de rechtbank Haarlem echtscheiding tussen de vader en de moeder uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 15 oktober 2003 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij die beschikking heeft de rechtbank de zaak met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de omgangsregeling met betrekking tot de niet verzorgende ouder aangehouden in afwachting van een onderzoek door de raad.
3.3 Bij beschikking van 2 december 2003 heeft de rechtbank Haarlem bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de [A.] en [verweerster] bij de vader zal zijn en het verzoek om een omgangsregeling tussen de kinderen en de moeder afgewezen.
3.4 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Almelo op 8 november 2006, heeft [verweerster] verzocht het gezag over haar zodanig te wijzigen dat uitsluitend haar vader belast is met het gezag. Bij de bestreden -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking heeft de rechtbank Almelo het verzoek van [verweerster] toegewezen.
4 De motivering van de beslissing
4.1 Ingevolge artikel 1:251a BW kan de rechter, indien hem blijkt dat een minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing geven op de voet van artikel 1:251 tweede lid BW, ingevolge welke bepaling de ouders na ontbinding van het huwelijk, anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed, gezamenlijk het gezag blijven uitoefenen tenzij de rechter op verzoek van de ouders of een van hen in het belang van het kind bepaalt dat het gezag over een kind of de kinderen aan een van hen alleen toekomt.
4.2 Anders dan de moeder is het hof van oordeel dat [verweerster] ontvankelijk is in haar inleidend verzoek. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat artikel 1:251a BW ruim uitgelegd dient te worden nu de tekst van dit artikel niet dwingt tot een strikte uitleg en de wetgever een zelfstandige informele rechtsingang voor minderjarigen heeft willen creëren, zodat het belang van de minderjarige, in dit geval [verweerster], voorop dient te staan en zij ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek.
4.3 Op basis van de stukken en hetgeen bij de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, is het hof met de raad van oordeel dat de bestreden beschikking in stand dient te blijven. Gebleken is dat [verweerster] en de moeder al meer dan vijf jaar geen contact hebben, dat [verweerster] -in de periode dat zij geen contact had met de moeder- veel last heeft gehad van de interventies van de moeder, toen de moeder contact zocht met de school en de leerkracht van [verweerster], waarvan de moeder toegeeft dat ze dit tweemaal heeft gedaan, en doordat zij melding bij het AMK heeft gedaan over de tekort schietende opvoedingssituatie bij de vader. Er is geen basis van vertrouwen tussen [verweerster] en de moeder noch tussen de vader en de moeder, hetgeen ook bleek toen de moeder geen medewerking wilde verlenen bij de aanvraag van een paspoort voor [verweerster]. [verweerster] heeft die weigering opgevat als een nodeloze inmenging en bemoeizucht van de moeder. Gelet op de gegeven omstandigheden en de standvastige houding van [verweerster] is aannemelijk dat geen zinvolle of behoorlijke invulling van het uitoefenen door de vader en de moeder van het gezamenlijk gezag kan worden verwacht. Het hof is daarom van oordeel dat het hoger beroep van de moeder niet kan slagen.
5 De slotsom
5.1 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5.2 Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu het een procedure betreft tussen moeder en dochter.
6 De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Almelo van 21 februari 2007;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Vries Robbé- De Roy van Zuydewijn, Van den Dungen en Renckens, bijgestaan door mr. Ligtenberg- Vastenholt als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 november 2007.
.