ECLI:NL:GHARN:2007:BB1613
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- H.G.W. Stikkelbroeck
- P.C. Vegter
- P.R. Wery
- Rechtspraak.nl
Deeltoewijzing van de vordering tot achterwege blijven van vervroegde invrijheidstelling na nieuwe feiten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 18 juli 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering tot achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van een veroordeelde. De vordering was ingediend door de advocaat-generaal te Den Haag en was gebaseerd op nieuwe feiten die zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van de straf hadden voorgedaan. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage op 22 september 2005, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, waaronder een poging tot doodslag of mishandeling van een medegedetineerde en een penitentiair medewerker. Dit leidde tot een nieuwe veroordeling door de rechtbank te Rotterdam op 7 juni 2007, waarbij de veroordeelde een gevangenisstraf van twee weken kreeg opgelegd voor mishandelingen gepleegd op 10 juli 2006. Het hof oordeelde dat de aard van de bewezen feiten rechtvaardigde dat de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde voor een deel achterwege bleef.
Bij de beoordeling van de vordering heeft het hof rekening gehouden met de wijziging van artikel 67 van het Wetboek van Strafrecht per 1 oktober 2004, waardoor overtreding van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht sindsdien als misdrijf wordt aangemerkt waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Het hof heeft besloten de vordering van de advocaat-generaal gedeeltelijk toe te wijzen, wat betekent dat de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde zal worden uitgesteld tot één maand na het tijdstip waarop deze ten vroegste zou kunnen worden bevolen. De beslissing is genomen in het belang van de rechtsorde en de veiligheid.