ECLI:NL:GHARN:2007:BA9013
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M. Smeeïng-van Hees
- R. Rijken
- A. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake faillissementstekort van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], die als in privé aansprakelijke bestuurder van de besloten vennootschap [de B.V.] betrokken is bij de afwikkeling van het faillissement van deze vennootschap. Het Gerechtshof Arnhem heeft op 26 juni 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hof oordeelt dat de wet geen rechtsingang biedt voor [appellant] om bezwaar te maken tegen de hoogte van het faillissementstekort. Dit tekort is vastgesteld door de curator op een bedrag van ƒ 327.706,79 (€ 148.706,85). Het hof concludeert dat het bezwaar van [appellant] geen rechtstreekse invloed heeft op de toewijsbaarheid van de vordering van de curator, hoewel het mogelijk is dat inlichtingen van de gefailleerde kunnen leiden tot een verlaging van het faillissementstekort.
De achtergrond van de zaak is dat [de B.V.] op 16 mei 1990 in staat van faillissement is verklaard, met mr. W.J. Beks als curator. [appellant] was bestuurder van de vennootschap en is eerder door de rechtbank Arnhem veroordeeld tot betaling van het faillissementstekort. Het hof stelt vast dat er geen verificatievergadering heeft plaatsgevonden, maar dat de curator de gefailleerde kan vragen om inlichtingen te verschaffen. Het hof oordeelt dat de stellingen van [appellant] onvoldoende zijn om te twijfelen aan de juistheid van het door de curator opgegeven faillissementstekort.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Arnhem en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de rol van de curator en de wettelijke bepalingen omtrent faillissement en aansprakelijkheid van bestuurders.