ECLI:NL:GHARN:2007:BA8480

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-005007-06
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag, poging tot brandstichting en diefstal met valse sleutel door verdachte met gebrekkige geestelijke ontwikkeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 8 juni 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Almelo. De verdachte, een 21-jarige man met een gebrekkige geestelijke ontwikkeling, is beschuldigd van het opzettelijk doden van [slachtoffer], poging tot brandstichting en diefstal met een valse sleutel. De feiten vonden plaats in de nacht van 8 op 9 november 2005 in Vriezenveen, waar de verdachte, na een ruzie met zijn ouders, in een agressieve bui naar de woning van [slachtoffer] ging. Hij heeft [slachtoffer] op gewelddadige wijze om het leven gebracht, waarbij hij verklaarde dat hij in het verleden door [slachtoffer] seksueel was misbruikt. Na de moord heeft de verdachte geprobeerd het huis van [slachtoffer] in brand te steken en heeft hij de autosleutels van [slachtoffer] gestolen om met diens auto te vluchten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, wat invloed heeft op zijn strafbaarheid. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf en terbeschikkingstelling, maar het hof heeft de gevangenisstraf verlaagd naar zes jaar, met de maatregel van terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Parketnummer: 21-005007-06
Uitspraak d.d.: 8 juni 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Almelo van 5 december 2006 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van
25 mei 2007 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen nu het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging tenlastegelegd dat:
1.
hij in de nacht van 8 november 2005 op 9 november 2005, althans op of omstreeks 09 november 2005, te Vriezenveen (gemeente Twenterand) opzettelijk en met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, in elk geval opzettelijk, zich begeven naar de woning van voornoemde [slachtoffer] en/of in de woning van voornoemde [slachtoffer] deze [slachtoffer] vastgepakt en/of (met kracht) een armklem om de keel van [slachtoffer] aangebracht en gehouden, en/of (daarbij) een of meerdere trappen en/of stoten en/of 'knietjes' en/of klappen tegen diens hoofd, althans diens lichaam, gegeven, en/of het hoofd van [slachtoffer] meermalen met kracht op de grond/vloer (doen) vallen, en/of met een blouse, en/althans een (ander) kledingstuk, en/althans een (ander) voorwerp, gewurgd, tengevolge waarvan, althans mede ten gevolge waarvan, voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij in de nacht van 8 november 2005 op 9 november 2005, althans op of omstreeks 9 november 2005, te Vriezenveen (gemeente Twenterand), ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten in een duplex-woning aan de [adres], opzettelijk een of meerdere gaspitten (van een gasfornuis) heeft opengedraaid en een of meerdere waxinelichtjes heeft aangestoken, en/althans een kaars heeft aangestoken, althans een reeds brandende kaars niet heeft gedoofd,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de nacht van 8 november 2005 op 9 november 2005, althans op of omstreeks 9 november 2005, te Vriezenveen (gemeente Twenterand), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een autosleutel en/of een auto [kenteken] heeft weggenomen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de door hem uit de woning van [slachtoffer] weggenomen autosleutel;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof acht het aannemelijk dat verdachte in een wellicht langdurige periode die voor het delict is gelegen de dood van het slachtoffer heeft gewenst. Daaruit vloeit echter niet zonder meer voort dat verdachte op het moment dat hij het slachtoffer doodde ook handelde met de voor moord vereiste voorbedachte rade.
Op de betreffende avond heeft verdachte zich in eerste instantie buitengewoon agressief gedragen in de richting van zijn ouders, nadat deze geweigerd hadden hem 50 euro te geven. Daarbij is het tot een geweldsuitbarsting van de kant van verdachte rond de ouderlijke woning gekomen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die 50 euro wilde gebruiken om, na het vermoorden van het slachtoffer, een treinkaartje naar Parijs te kopen om zich vervolgens in Marseille aan te sluiten bij het Vreemdelingenlegioen. Om het laatste deel van de reis naar Marseille te kunnen betalen zou hij ook de auto van het slachtoffer hebben gestolen, om die, alsmede de bij de auto behorende kentekenplaten, nadien te kunnen verkopen. Het hof acht deze door de verdachte voorgespiegelde gang van zaken volstrekt onwaarschijnlijk en veeleer passend binnen de bij verdachte geconstateerde psychopathologie. Het hof acht het gelet op hetgeen aan het delict is voorafgegegaan, alsmede verdachtes handelen nadien, waarschijnlijker dat verdachte, nadat hij van zijn ouders geen geld had gekregen, zich nog steeds in een uitermate agressieve gemoedstoestand naar de nabijgelegen woning van het slachtoffer heeft begeven. Wat zich daarbinnen precies heeft afgespeeld is niet helemaal duidelijk geworden. Wel staat vast dat verdachte het slachtoffer op zeer gewelddadige wijze van het leven heeft geroofd. Dat die aldus toegebrachte dood van het slachtoffer onderdeel was van een reeds langere tijd in rustig overleg beraamd plan van verdachte acht het hof niet aannemelijk geworden. Anders dan uit de verklaring van verdachte zou voortvloeien acht het hof de voorbedachte raad derhalve niet bewezen.
Bewijsoverweging
Het hof overweegt ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde dat de handelingen zoals door verdachte zijn verricht, namelijk het open draaien van enkele gaspitten en het aansteken van waxinelichtjes in het algemeen tot de door verdachte beoogde brand of ontploffing kunnen leiden. De door verdachte verrichte handelingen kunnen derhalve worden gezien als een begin van uitvoering van het plegen van brandstichting en het teweegbrengen van een ontploffing. Dat in casu de kans op het beoogde gevolg klein was, door het openstaan van de ramen doet daar niet aan af.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de nacht van 8 november 2005 op 9 november 2005, ¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬, te Vriezenveen (gemeente Twenterand) ¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬ opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte ¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬opzettelijk, ¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬ in de woning van voornoemde [slachtoffer] deze [slachtoffer] vastgepakt en¬¬¬ (met kracht) een armklem om de keel van [slachtoffer] aangebracht en gehouden, en¬¬¬ (daarbij) ¬¬¬¬¬¬ meerdere ¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬ 'knietjes' ¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬ tegen diens hoofd, althans diens lichaam, gegeven, en¬¬¬ het hoofd van [slachtoffer] meermalen met kracht op de grond¬¬¬¬¬¬ (doen) vallen, en¬¬¬ met een blouse, ¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬, die [slachtoffer] gewurgd, tengevolge waarvan, ¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬ voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij in de nacht van 8 november 2005 op 9 november 2005, ¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬ te Vriezenveen (gemeente Twenterand), ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten in een duplex-woning aan de [adres], opzettelijk ¬¬¬¬¬¬ meerdere gaspitten (van een gasfornuis) heeft opengedraaid en ¬¬¬¬¬¬ meerdere waxinelichtjes heeft aangestoken, ¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen ¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de nacht van 8 november 2005 op 9 november 2005, ¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬ te Vriezenveen (gemeente Twenterand), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬ een auto [kenteken] heeft weggenomen, ¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬ toebehorende aan [slachtoffer], ¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬ waarbij verdachte ¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬het weg te nemen goed¬¬¬¬¬¬ onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de door hem uit de woning van [slachtoffer] weggenomen autosleutel
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Doodslag.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Poging tot opzettelijk brandstichten en een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Strafbaarheid van de verdachte
Het hof neemt de conclusie over uit het multidisciplinair rapport van 15 november 2006, opgesteld door A.E. Ederveen-Grochowska, psychiater en vast gerechtelijk deskundige, en I.M. van Woudenberg, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige bij het Pieter Baan Centrum, inhoudende dat verdachte ten tijde van het hem onder 1 tenlastegelegde feit lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis zijner geestvermogens, dat dit feit hem slechts in verminderde mate kan worden toegerekend. Ten tijde van het plegen van de onder sub 2 en 3 tenlastegelegde feiten was verdachte weliswaar lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis zijner geestvermogens doch deze feiten kunnen hem volledig worden toegerekend.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat verdachte strafbaar is, terwijl ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van moord veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren en bevolen dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en van overheidswege wordt verpleegd. De verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 impliciet primair, onder 2 en onder 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren en dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en van overheidswege wordt verpleegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het navolgende in beschouwing genomen.
Verdachte is, nadat hij ruzie had gehad met zijn ouders, in een uiterst agressieve bui naar [slachtoffer] gegaan en heeft [slachtoffer] op gewelddadige wijze van het leven beroofd. Verdachte heeft daarbij verklaard dat hij in het verleden door [slachtoffer] seksueel is misbruikt. Verdachte heeft daarna geprobeerd om het huis van [slachtoffer] in de brand te steken dan wel om een explosie te veroorzaken om zodoende de gevolgen van zijn handelen te proberen uit te wissen. Dat het niet tot een explosie heeft geleid is slechts te danken aan omstandigheden die buiten de wil van verdachte zijn gelegen. Tenslotte heeft verdachte de autosleutels van [slachtoffer] gepakt en is er met de auto van [slachtoffer] van doorgegaan. Verdachte heeft gehandeld in een zeer agressieve bui en heeft daarbij geen enkel oog gehad voor het enorme en onherstelbare leed dat hij aan de nabestaanden heeft toegebracht. Voor deze door verdachte gepleegde feiten, waarvan met name het onder sub 1 bewezenverklaarde feit de rechtsorde in hoge mate schokt, past naar het oordeel van het hof slechts een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit de over verdachte uitgebrachte multidisciplinaire rapportage van A.E. Ederveen-Grochowska, psychiater en vast gerechtelijk deskundige, en I.M. van Woudenberg, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige bij het Pieter Baan Centrum, blijkt dat verdachte een zwakbegaafde tot benedengemiddeld intelligente 21-jarige man is. Hij is afkomstig uit Sri Lanka en is op babyleeftijd geadopteerd door een Nederlands echtpaar. De deskundigen hebben in het onderzoek aanwijzingen gevonden voor zowel een contactstoornis in de zin van een stoornis van Asperger als een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Autistische trekken zijn matig ernstig uitgesproken en manifesteren zich als een grote behoefte aan structuur. Beperkingen vanuit het autisme alsook vanuit de gebrekkige ontwikkeling hebben bij verdachte geleid tot een hoog spanningsniveau dat verdachte tracht te dempen door middelengebruik en als zodanig heeft geleid tot een ernstig lichamelijke en psychische afhankelijkheid van verschillende verdovende middelen. Als gevolg van het overmatig gebruik van drugs zijn in de laatste jaren antisociale gedragingen, stoornissen in de agressieregulatie en kenmerken van fysiologische ontregeling zoals dag- nachtritmestoornissen op de voorgrond komen te staan. Vanaf het jaar 2003 ontwikkelde verdachte onder invloed van drugs, en tevens na het stoppen met drugs, psychotische klachten.
De deskundigen concluderen dat de kans op herhaling van ernstige delicten - onbehandeld – groot is. Door de gestoorde agressieregulatie en de neiging om vanuit de achterdocht en onder invloed van drugs impulsief te reageren kan verdachte opnieuw naar aanleiding van teleurstellingen of problemen agressief gedrag gaan vertonen. Ook de sterke neiging om zijn eigen problemen te externaliseren kan opnieuw aanleiding geven tot toeschrijven van verantwoordelijkheden aan anderen die vervolgens het object van zijn agressie kunnen worden.
De deskundigen adviseren om bovenstaande reden aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
De deskundigen stellen tevens dat een behandeling in een juridisch minder vergaand kader niet toereikend is, omdat verdachte noch ziektebesef noch ziekte-inzicht, laat staan enige behandelmotivatie heeft. Waarbij de deskundigen aantekenen dat de pogingen om verdachte op vrijwillige basis in de verslavingszorg te krijgen in het verleden zijn mislukt.
Gelet op voormelde multidisciplinaire rapportage stelt het hof vast dat bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens.
Tevens stelt het hof vast dat op de door verdachte begane misdrijven naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Evenzeer eist, naar het oordeel van het hof, de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 45 (oud), 57, 157 (oud), 287, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door
mr A.E. Harteveld, voorzitter,
mr A.G. Coumans en mr R. de Groot, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 8 juni 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.