ECLI:NL:GHARN:2007:BA8396

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-001406-06
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige gewapende overval op ABN AMRO Bank met bedreiging en diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 mei 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Almelo. De verdachte, samen met drie anderen, heeft een gewelddadige en gewapende overval gepleegd op de filiaalmanager van de ABN AMRO Bank te Haaksbergen. De overval vond plaats in de woning van het slachtoffer en zijn zoon, waar zij onder bedreiging van wapens zijn vastgebonden en gedwongen tot het geven van informatie over kluizen en alarmsystemen. De verdachte heeft het initiatief genomen tot deze overval, die goed was voorbereid. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar zes jaar, rekening houdend met de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De overval heeft ernstige gevolgen gehad voor de slachtoffers, die de gebeurtenissen als traumatisch hebben ervaren. De verdachte is ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, ABN AMRO Bank NV, voor een bedrag van EUR 68.293,92. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij is bepaald dat de verdachte deze schade moet vergoeden, tenzij zijn mededaders betalen.

De uitspraak van het hof benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en het hof heeft de strafoplegging gemotiveerd door de rol van de verdachte als organisator van de overval en de lange voorbereidingstijd die aan de misdaad voorafging. De beslissing van het hof is een reactie op de ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en de maatschappelijke onveiligheid die dergelijke misdrijven met zich meebrengen.

Uitspraak

Parketnummer: 21-001406-06
Uitspraak d.d.: 1 mei 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Almelo van 28 maart 2006 in de strafzaak tegen
verdachte,
geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum),
wonende te (woonplaats), (woonadres),
thans verblijvende in HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen te Zutphen.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 april 2007 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aanhoudingsverzoek
Ter terechtzitting is namens verdachte om aanhouding verzocht, teneinde (getuige 1), (getuige 2), (getuige 3) en (medeverdachte 1) als getuigen te horen in verband met de schriftelijke verklaringen van de getuigen (getuige 2 en getuige 3) van 3 maart 2007, nu uit deze verklaringen naar voren komt dat de getuige (getuige 1) wel degelijk informatie over de bank in Haaksbergen aan (medeverdachte 1) heeft gegeven. Zij kan volgens de verdediging geen andere informatie verstrekken over de verdachte dan zij reeds bij de politie heeft gedaan. Zowel ter controle van de betrouwbaarheid van de verklaringen van (medeverdachte 1) alsook ter nader onderzoek naar de gestelde rol van verdachte is het, aldus de raadsman, niettemin van belang voor de verdediging dat bovenstaande getuigen, en in het bijzonder de getuige (getuige 1), op dat punt worden gehoord.
Het hof is van oordeel dat het horen van deze getuigen niet noodzakelijk is. In de visie van de verdediging kan de getuige (getuige 1) niet meer of anders verklaren over de rol van verdachte dan zij tegen de politie al heeft verklaard. Op het in de verklaring van (medeverdachte 1) voor verdachte meest belastende punt, namelijk dat verdachte samen met hem, (medeverdachte 2) en (medeverdachte 3) de feiten heeft gepleegd en de wijze waarop een en ander heeft plaatsgevonden, wordt de verklaring van (medeverdachte 1), die met deze verklaring ook zichzelf belast, ondersteund door de bekennende en ook voor henzelf belastende verklaringen van (medeverdachte 2) en (medeverdachte 3) en er is geen aanleiding om dienaangaande aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring te twijfelen.
Het antwoord op de vraag of (medeverdachte 1) informatie heeft ingewonnen ten aanzien van de bank in Haaksbergen en of zijn verklaring op dit punt betrouwbaar is, is niet van belang voor enige door het hof in deze zaak te nemen beslissing, ook niet op de beslissing ten aanzien van de aan verdachte op te leggen straf. Het verzoek wordt afgewezen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen nu het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bespreking van een verweer
De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot feit 3 aangevoerd dat geen strafoplegging voor dit feit kan volgen, nu hier sprake is van vrijwillige terugtred.
Zowel uit de verklaringen bij de politie van (medeverdachte 3) op 6 december 2005 (in het bijzonder dossierpagina 102), als van (medeverdachte 1) op 7 december 2005 (in het bijzonder dossierpagina 66) als van de (medeverdachte 2) op 8 december 2005 (in het bijzonder pagina 86) komt naar voren dat zij met een gehuurde auto naar het adres in Hengelo zijn gereden en daar, voor de deur staand, plotseling een hond hoorden blaffen waardoor zij erg zijn geschrokken en zijn weggerend. Voorts heeft (medeverdachte 3) in dezelfde verklaring van 16 december 2005 (in het bijzonder pagina 103) verklaard dat toen enige dagen later een nieuwe poging werd ondernomen, hij verdachte ter hoogte van de oprit hoorde roepen: “Ren, ren,” waarna beiden rechtsomkeert hebben gemaakt. Later bleek dat verdachte de buurman had gezien die vanuit een woning naar buiten was gekomen.
Het verweer van verdachte kan, gelet op het bovenstaande, niet slagen nu verdachte niet vrijwillig maar omdat er een hond blafte respectievelijk iemand naar buiten kwam is teruggetreden.
De nietigheid van de tenlastelegging onder 1 sub C
Ten aanzien van de onder 1 sub C cumulatief ten laste gelegde afpersing van informatie zal het hof de tenlastelegging nietig verklaren wegens innerlijke tegenstrijdigheid nu de steller van de tenlastelegging enerzijds het oog heeft op afgifte van informatie en anderzijds de woorden bezigt “in elk geval enig goed” en daarmee deze informatie ten onrechte aanmerkt als een goed.
De vrijspraak van het onder 1 sub A ten laste gelegde
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting staat naar het oordeel van het hof vast dat verdachte en zijn mededaders reeds geruime tijd met het plan rondliepen om een bank te beroven. Hun plan was om de woning van een medewerker van een bank binnen te gaan en de betreffende medewerker te dwingen om hun de voor de beroving noodzakelijke gegevens en/of sleutels te verschaffen. Met dat plan zijn verdachte en zijn mededaders de bewuste 25e september naar de woning van (slachtoffer 1) gegaan. Toen zij daar niet alleen (slachtoffer 1) maar ook zijn zoon aantroffen konden zij ter uitvoering van hun plan niet volstaan met de vrijheidsberoving van enkel (slachtoffer 1) maar moest ook voorkomen worden dat zijn zoon de woning kon verlaten en is ook deze laatste van zijn vrijheid beroofd. Vervolgens is (slachtoffer 1) gedwongen informatie af te staan en zijn sleutels, passen en een koffer weggenomen. Daarbij zijn bedreigingen geuit en is (slachtoffer 1) een keer te kennen gegeven dat hij alles moest vertellen omdat anders zijn zoon zou worden afgeslacht. De vrijheidsberoving van zoon (slachtoffer 2) en de bedreiging dat zijn zoon iets zou worden aangedaan zijn naar het oordeel van het hof niet verricht met het oogmerk om (slachtoffer 1) danwel diens zoon te dwingen iets te doen (of niet te doen) maar veeleer een uitvloeisel van de toevallige omstandigheid dat (slachtoffer 1) niet alleen thuis werd aangetroffen. Het hof hof acht derhalve het onder 1 sub A ten laste gelegde niet bewezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 sub B, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. sub B.
hij in het tijdvak van 25 september 2005 tot en met 26 september 2005, in de gemeente Hengelo (0),
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een koffer en een of meer passen en sleutels toebehorende aan (slachtoffer 1) en/of de ABN-AMRO-bank,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of een of meer van zijn mededaders, zich - voorzien van op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) en tie-rips en tape - naar de woning van die (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2) hebben begeven en (vervolgens) zich in die woning hebben begeven en (vervolgens) een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp op die (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) hebben gericht en/of gericht gehouden en die (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en (vervolgens) die (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) (middels tape en/of tie-rips) hebben vastgebonden en gekneveld en de ogen van die (slachtoffer 2) en de ogen van die (slachtoffer 1) hebben afgeplakt en die (slachtoffer 1) en die (slachtoffer 2) hebben gedwongen zich naar de bovenverdieping van die woning te begeven en een mes op/tegen de hals van die (slachtoffer 1) en die (slachtoffer 2) hebben geplaatst en tegen die (slachtoffer 1) en die (slachtoffer 2) hebben gezegd - zakelijk weergegeven - dat zij zich rustig moesten houden en dat die (slachtoffer 1) alles moest vertellen omdat anders die (slachtoffer 2) zou worden afgeslacht,
terwijl het feit heeft plaatsgevonden gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning;
2.
hij op 26 september 2005, in de gemeente Haaksbergen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een bankfiliaal van de ABN-AMRO-bank heeft weggenomen een bedrag aan geld (ongeveer 107.439,- euro), toebehorende aan de ABN-AMRO, waarbij verdachte en een van zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels;
3.
hij in het tijdvak van 1 juni 2005 tot en met 24 september 2005, in de gemeente Hengelo (O) en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van de misdrijven diefstal met geweld en/of afpersing en/of diefstal in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning,
opzettelijk huurauto('s) en valse kentekenplaten en tape en tie-rips en op wapens gelijkende voorwerpen, en nepsnorren en een bosje bloemen, kennelijk bestemd tot het begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven en voorhanden heeft gehad;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 sub B, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat de door verdachte bepleite vrijspraak wordt weersproken door de bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die, van de lezing van verdachte afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen.
Voorzover onder 1 sub C sprake is van een alternatieve tenlastelegging komt het hof gelet op het onder 1 sub B bewezenverklaarde aan een oordeel over dit deel van de tenlastelegging niet toe.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 sub B bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Medeplegen van:
voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het misdrijf van artikel 311, tweede lid, of 312 of 317 van het Wetboek van Strafrecht, terwijl de dader opzettelijk voorwerpen en vervoermiddelen, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, verworven en voorhanden heeft, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren. De verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een zelfde gevangenisstraf als in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij het volgende in beschouwing genomen.
Bewezen is verklaard dat verdachte samen met drie anderen een gewelddadige, gewapende overval heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededaders hebben na een gedegen planning en voorbereiding de filiaalmanager van de ABN AMRO Bank te Haaksbergen, (slachtoffer 1) en diens zoon in de avonduren in hun woning te Hengelo op brutale en gewelddadige wijze, onder bedreiging van wapens overvallen en vastgebonden en gekneveld met tie-rips en tape. Op deze wijze is (slachtoffer 1) gedwongen tot het geven van informatie over kluizen, looproutes en alarmsystemen van die bank. Ook hebben de verdachten in de woning van (slachtoffer 1) een koffer met passen en sleutels van die bank weggenomen. De overval heeft tot in de ochtend geduurd en gedurende die lange tijd hebben de slachtoffers gevreesd voor hun leven. Zo is een mes tegen de hals van de slachtoffers gehouden en is de filiaalmanager bedreigd met het afslachten van zijn zoon als hij niet mee zou werken en zich niet rustig zou houden. Verdachte en zijn mededaders hebben daarbij een zware inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die des te ernstiger is nu deze inbreuk heeft plaatsgevonden in de woning van de slachtoffers, waar zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen. Met de verkregen informatie en met medeneming van de koffer, passen en sleutels, is verdachte met een van zijn mededaders naar de bank in Haaksbergen gereden, waar zij met valse sleutels de kluis hebben geopend en een bedrag van ruim € 100.000,= hebben weggenomen. Kort daarna hebben ook de overige twee mededaders van verdachte de woning van (slachtoffer 1) verlaten. Zij zijn in de auto van (slachtoffer 1) vertrokken. Gebleken is dat de feiten ernstige gevolgen voor de slachtoffers hebben. Zij hebben de gebeurtenissen als zeer traumatisch ervaren en zullen daar naar de ervaring leert, nog gedurende lange tijd de gevolgen van ondervinden. Bovendien hebben de feiten niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de slachtoffers, maar ook bij bankmedewerkers en – naar mag worden aangenomen - in de maatschappij in het algemeen. De verdachten hebben zich kennelijk laten leiden door hun zucht naar financieel gewin zonder stil te staan bij de mogelijke ernstige gevolgen van hun handelen voor de slachtoffers.
Daar komt nog bij dat verdachte en zijn mededaders gedurende langere tijd bezig zijn geweest met voorbereidingshandelingen voor het plegen van een overval. Vaststaat dat zij tot tweemaal toe, voorzien van een of meer huurauto’s met gestolen kentekenplaten, wapens, tie-rips, tape en nepsnorren op weg zijn gegaan naar de woning van de directeur van een filiaal van een andere bank en op het punt hebben gestaan hem te overvallen. Omdat zij daarbij telkens op het laatste moment werden gestoord is de uitvoering van de overval telkens niet voltooid. Ten slotte laat het hof meewegen dat een aanzienlijk bedrag is buitgemaakt en een groot gedeelte daarvan nog steeds niet is teruggevonden.
Op feiten als de onderhavige kan niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof heeft bij zijn beslissing mede in aanmerking genomen dat verdachte een vooraanstaande rol vervulde. Uit de verklaringen van de getuigen c.q. mededaders van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep komt unaniem naar voren dat verdachte het initiatief tot het plegen van de onderhavige feiten heeft genomen. Verdachte was organisator en hij heeft ook gedurende de nacht van 25 op 26 september 2005 op cruciale momenten zijn mede-verdachten bewogen om door te gaan met de overval.
In het voordeel van verdachte laat het hof meewegen dat verdachte blijkens het hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst van 3 april 2007 niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. In deze omstandigheid en de jeugdige leeftijd van verdachte ziet het hof aanleiding een lagere straf op te leggen dan in eerste instantie opgelegd en in hoger beroep geëist.
De vordering van de benadeelde partij ABN Amro BANK NV
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 68.293,92 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 46, 47, 57, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding in eerste aanleg wat betreft het onder 1 sub C tenlastegelegde partieel nietig.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 sub A tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 sub B, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de aan ABN Amro BANK NV toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, ABN Amro BANK NV, te betalen een bedrag van EUR 68.293,92 (achtenzestigduizend tweehonderddrieënnegentig euro en tweeënnegentig cent) met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd ABN Amro BANK NV, een bedrag te betalen van EUR 68.293,92 (achtenzestigduizend tweehonderddrieënnegentig euro en tweeënnegentig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededaders van verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr G. Mintjes, voorzitter,
mr A. van Waarden en mr M.J. Stolwerk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr J.P. Fuchs-van Dis, griffier,
en op 1 mei 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.