ECLI:NL:GHARN:2007:BA6108

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
600568
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Zuidema
  • J. Breemhaar
  • H. Hidma
  • M. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van niet-genoten vakantie-uren na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de appellant, werkzaam als verkoper bij Nieuwenhuis Keukens B.V., een vordering ingesteld tot betaling van € 5.135,06 bruto aan niet-genoten vakantie-uren. De appellant stelt dat hij bij het einde van zijn arbeidsovereenkomst op 31 januari 2005 recht had op 426 niet-genoten vakantie-uren, waarvan slechts 125 door de werkgever zijn vergoed. Het hof oordeelt dat de vraag wat partijen zijn overeengekomen niet enkel kan worden beantwoord op basis van de taalkundige uitleg van het arbeidscontract, maar dat ook de redelijke verwachtingen van partijen bij het aangaan van de overeenkomst van belang zijn. Het hof concludeert dat Nieuwenhuis Keukens niet voldoende feiten heeft gesteld om aan te nemen dat de aanspraak op de niet-genoten vakantie-uren is vervallen. De vordering van de appellant wordt toegewezen, waarbij het hof de wettelijke verhoging matigt tot 10% van het gevorderde bedrag. De kosten van het geding worden eveneens toegewezen aan de appellant, met inachtneming van de wettelijke rente. Het hof vernietigt de eerdere vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad en doet opnieuw recht in deze zaak.

Uitspraak

Arrest d.d. 29 mei 2997
Rolnummer 0600568
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr. H. van Ravenhorst,
tegen
Nieuwenhuis Keukens B.V.,
gevestigd te Deventer,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Nieuwenhuis Keukens,
procureur: mr. T.J. van Veen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 18 mei 2006 en 27 juli 2006 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Deventer, hierna aan te duiden als de kantonrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 26 oktober 2006, als hersteld bij exploot van 6 november 2006 onder intrekking van het herstelexploot van 3 november 2006, is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemde vonnissen met dagvaarding van Nieuwenhuis Keukens tegen de zitting van 14 november 2006.
De conclusie van de memorie van grieven, die tevens een vermeerdering van de grondslag van eis behelst, luidt:
"het vonnis van de Rechtbank Zwolle, sector kanton locatie Deventer, d.d. 18 mei 2006 te vernietigen en te vernietigen het vonnis d.d. 27 juli 2006 van genoemde rechtbank, sector kanton zelfde locatie, zaaknummer 304828 CV 06-282, tussen partijen gewezen en opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van appellant (van eiser in eerste aanleg), alsnog toe te wijzen,
met veroordeling van Nieuwenhuis Keukens/geïntimeerde, in de kosten van beide instanties, alsmede met veroordeling van geïntimeerde in de wettelijke rente over het gevorderde bedrag in hoofdsom en over de uit te spreken kostenveroordeling in dit appèl, indien en voorzover betaling van die proceskosten niet binnen vijf dagen na betekening van het in deze te wijzen arrest heeft plaatsgevonden, met afwijzing van alle vorderingen van Nieuwenhuis Keukens."
Bij memorie van antwoord is door Nieuwenhuis Keukens verweer gevoerd met als conclusie:
"dat het gerechtshof Arnhem bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het door [appellant] ingestelde hoger beroep zal verwerpen, zal bevestigen het vonnis waarvan beroep en [appellant] zal veroordelen in de kosten van het hoger beroep."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd en heeft het hof een dag bepaald voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft vijf grieven opgeworpen.
De beoordeling
Vermeerdering van eis
1. Het hof zal uitgaan van de vorderingen van [appellant] als oorspronkelijk eiser, zoals die na vermeerdering van de grondslag van de eis luiden, aangezien Nieuwenhuis Keukens tegen die vermeerdering als zodanig geen bezwaar heeft gemaakt en de eisen van een goede procesorde zich daartegen evenmin verzetten.
De vaststaande feiten
2. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende betwist is tussen partijen in hoger beroep het volgende komen vast te staan:
(i) [appellant] is op 9 september 2002 bij Nieuwenhuis Keukens in dienst getreden in de functie van verkoper.
(ii) Zijn laatstelijk genoten salaris had een beloop van € 2.730,-- bruto per maand.
(iii) Ter zake van de arbeidsovereenkomst is een akte d.d. 29 augustus 2002, hierna te noemen het arbeidscontract, opgemaakt.
(iv) Art. 12 van het arbeidscontract vermeldt:
'Vakantie-uren dienen voor het eind van het vakantiejaar te worden opgenomen, tenzij anders overeengekomen met werkgever.'
(v) De arbeidsovereenkomst is op 31 januari 2005 door opzegging zijdens [appellant] geëindigd.
De kern van het geschil
3. Partijen houdt verdeeld de vraag of [appellant] aanspraak kan maken op vergoeding van niet-genoten vakantieuren.
Met betrekking tot de grieven
4. De grieven hebben de strekking het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor te leggen. Zij zullen daarom gezamenlijk worden behandeld.
5. [appellant] doet zijn vordering tot betaling van een bedrag van € 5.135,06 bruto aan niet-genoten vakantie-uren naast de vaststaande feiten steunen op de stelling dat bij het einde van de arbeidsovereenkomst sprake was van 426 niet-genoten vakantie-uren, waarvan slechts 125 door Nieuwenhuis Keukens zijn vergoed (zie nr. 2 e.v. van de inleidende dagvaarding). Nieuwenhuis Keukens heeft bij conclusie van antwoord in eerste aanleg bij wijze van verweer een beroep gedaan op het bepaalde in art. 12 van het arbeidscontract, welke bepaling hiervoor in r.o. 2 onder (iv) is weergegeven (zie nr. 5 e.v. van de conclusie van antwoord). Bij conclusie van repliek heeft [appellant] dit verweer bestreden (zie nr. 4 van de conclusie van repliek). Hij heeft daartoe onder meer gesteld dat in het arbeidscontract geen bepaling is opgenomen omtrent het lot van de in enig jaar opgebouwde, doch ondanks de in art. 12 van het arbeidscontract neergelegde verplichting in dat jaar niet genoten vakantie-uren. Nieuwenhuis Keukens heeft bij conclusie van dupliek harerzijds onder meer tegengeworpen "dat er alleen sprake kan zijn van het 'meenemen' van uren naar een volgend jaar indien zulks met de werkgever wordt overeengekomen" (zie nr. 2 van de conclusie van dupliek).
6. Naar het oordeel van het hof kan de vraag wat partijen in het onderhavige geval zijn overeengekomen niet enkel worden beantwoord op grond van de taalkundige uitleg van de bewoordingen van het arbeidscontract. Het komt aan op de zin die partijen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs, mede gelet op het bepaalde in art. 7:645 BW, van elkaar mochten verwachten.
7. Nieuwenhuis Keukens heeft niet zodanige feiten gesteld dat geconcludeerd zou kunnen worden dat partijen zijn overeengekomen dat aan het in enig jaar niet opnemen van de in dat jaar opgebouwde vakantie-uren het ver strekkende gevolg zou zijn verbonden dat de aanspraak op (vergoeding van) die vakantie-uren zonder meer is vervallen.
8. De grieven treffen derhalve doel.
9. De vordering van [appellant] tot betaling van de som van € 5.135,06 bruto aan niet-genoten vakantie-uren is toewijsbaar, nu Nieuwenhuis Keukens de hoogte van dit bedrag als zodanig niet heeft betwist. Het komt het hof op grond van de omstandigheden van het geval billijk voor de wettelijke verhoging te matigen tot 10% van het vorenstaande bedrag. Ook de over de hoofdsom en de wettelijke verhoging meegevorderde wettelijke rente, waartegen geen zelfstandig verweer is gevoerd, is toewijsbaar met dien verstande dat de over de wettelijke verhoging meegevorderde wettelijke rente slechts toewijsbaar is, voor zover het gaat om de door het hof gematigde wettelijke verhoging. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten acht het hof niet toewijsbaar, aangezien niet van andere werkzaamheden is gebleken dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en de instructie van de zaak. De gevorderde wettelijke rente over de toe te wijzen proceskosten zal het hof daarentegen als onweersproken toewijzen.
Slotsom
10. De vonnissen waarvan beroep moeten derhalve worden vernietigd. Het hof zal opnieuw rechtdoen als in het dictum van dit arrest omschreven. Nieuwenhuis Keukens zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. Die kosten zullen worden berekend naar het liquidatietarief voor de kantonrechters respectievelijk voor de hoven (belang tot € 10.000,-, 3 pt. € 250,--; tarief I, 1 pt. à € 632,--).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de vonnissen waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Nieuwenhuis Keukens om aan [appellant] te betalen de som van € 5.135,06 bruto aan niet-genoten vakantie-uren, alsmede de som van € 513,51 aan wettelijke verhoging, één en ander vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 februari 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Nieuwenhuis Keukens in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant]:
in eerste aanleg op € 263,32 aan verschotten en € 750,-- aan salaris voor de gemachtigde,
in hoger beroep op € 332,87 aan verschotten en € 632,-- aan salaris voor de procureur,
één en ander vermeerderd met de wettelijke rente daarover, indien en voor zover betaling ervan niet binnen vijf dagen na betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Zuidema, voorzitter, Breemhaar en Hidma, raden, en uitgesproken door mr. Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Van den Bosch als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 29 mei 2007.