ECLI:NL:GHARN:2007:BA5644
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- A. Abbink
- M. Roessingh-Bakels
- J. van Waarden
- Rechtspraak.nl
Beklag inzake mishandeling door een politieambtenaar
Op 30 augustus 2006 heeft klager, vertegenwoordigd door mr. L. de Leon, schriftelijk beklag gedaan over de beslissing van de officier van justitie te Utrecht om geen strafvervolging in te stellen tegen beklaagde, een politieambtenaar. Het klaagschrift is op 31 augustus 2006 ter griffie van het Gerechtshof Arnhem ingekomen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder ambtsberichten van de officier van justitie en het schriftelijke verslag van de advocaat-generaal. De behandeling van de zaak vond plaats op 17 april 2007 in raadkamer, waar klager en de advocaat-generaal aanwezig waren, maar beklaagde niet. Klager had op 8 augustus 2003 aangifte gedaan van mishandeling door beklaagde op 25 juli 2003 te Soest. Klager verklaarde dat hij na een aantal glazen alcohol te hebben gedronken, door beklaagde en zijn collega werd aangesproken. Klager voelde zich gehinderd door het licht van een zaklantaarn en pakte deze uit de handen van beklaagde. Dit leidde tot een confrontatie waarbij klager ten val kwam en beklaagde hem meerdere vuistslagen gaf. Beklaagde verklaarde dat hij handelde uit zelfverdediging, omdat hij vreesde dat klager met de zaklantaarn zou slaan. Getuige S. bevestigde de verklaring van beklaagde. Klager liep een gebroken heup op en de officier van justitie besloot niet tot vervolging over te gaan, omdat het geweld van beklaagde niet disproportioneel was. Het hof oordeelde dat klager ontvankelijk was in zijn beklag, maar dat het sepot van de officier van justitie terecht was. Het hof wees het beklag af, omdat er geen bewijs was dat beklaagde disproportioneel geweld had gebruikt. De beslissing werd genomen door mrs. Abbink, Roessingh-Bakels en Van Waarden, in tegenwoordigheid van griffier Lauriks op 24 mei 2007.