Beschikking d.d. 28 februari 2007
Rekestnummer 0600530
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats appellante],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[minderjarige 1] en
[minderjarige 2],
in persoon verschenen,
procureur mr. L. Paulus,
advocaat mr. L. Hoogstad.
[de vader],
wonende te [woonplaats vader],
hierna te noemen: de vader,
in persoon verschenen.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 1 augustus 2006 heeft de rechtbank te Zwolle-Lelystad het verzoek van de moeder tot wijziging van de voornamen van de minderjarigen [minderjarige 1], geboren [in] 1991, en [minderjarige 2], geboren [in] 1994, (hierna tezamen te noemen: de kinderen) afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 24 oktober 2006, heeft de moeder, namens de kinderen, verzocht de beschikking van 1 augustus 2006 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat de voornaam van [minderjarige 1] in het vervolg zal zijn [voornaam 1] en de voornaam van [minderjarige 2] in het vervolg zal zijn [voornaam 2].
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief d.d. 30 oktober 2006 van [de vader], en een brief d.d. 30 oktober 2006, met bijlagen, van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).
Op 29 januari 2007 zijn de kinderen gehoord door een raadsheer-commissaris.
Ter zitting van 30 januari 2007 is de zaak behandeld.
De beoordeling
Vaststaande feiten
1. Tegen de vaststelling van de feiten, zoals de rechtbank heeft gedaan in de beschikking van 1 augustus 2006 onder de kop "Vaststaande feiten" is geen grief gericht, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
De wijziging van het inleidend verzoek
2. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder haar verzoek gewijzigd in die zin dat zij thans verzoekt de voornaam van [minderjarige 1] te wijzigen in [voornaam 3] en de voornaam van [minderjarige 2] te wijzigen in [voornaam 4].
3. Niet is gesteld of gebleken dat de vader onredelijk wordt bemoeilijkt in zijn mogelijkheid om verweer te voeren tegen het gewijzigd verzoek van de moeder. Het hof heeft ter zitting in hoger beroep de vader voldoende gelegenheid gegeven zich te verweren tegen het gewijzigd verzoek en de vader heeft daarvan ook gebruik gemaakt. Hij heeft in dit verband onder meer opgemerkt dat hij geen bezwaren heeft tegen de namen op zichzelf, maar dat hij zich afvraagt welk belang de moeder en/of de kinderen bij de gevraagde wijzigingen hebben. Het hof zal het aldus gewijzigd verzoek van de moeder behandelen en daarop beslissen.
De standpunten
4. De moeder stelt in hoger beroep - kort samengevat - het volgende. Zij is met beide kinderen gedurende geruime tijd onderdoken geweest, in welke periode de kinderen andere voor- en achternamen zijn gaan gebruiken. Toen het onderduiken niet meer nodig was, zijn de kinderen hun zelf gekozen voor- en achternamen blijven gebruiken. Dit is nu bijna vijf jaar het geval. De kinderen zijn onder die namen op diverse scholen ingeschreven (geweest) en worden ook zo genoemd. Uit het feit dat zij nu al jaren de door hen gekozen namen gebruiken, blijkt dat ze standvastig zijn in hun keuze voor deze namen. De moeder wil graag de juridische situatie gelijk maken aan de feitelijke situatie en wijst op het zwaarwegend belang daarvan. Zij stelt dat dit in het belang is van de geestelijke gezondheid van beide minderjarige kinderen. De moeder wijst er op dat de kinderen geen enkel contact hebben met de vader en dat zij dat ook niet willen, maar dat de wijziging van hun voornamen niets te maken heeft met het uitbannen van de vader uit hun leven. Volgens de moeder hebben de kinderen echter in het verleden nare dingen meegemaakt, zij hebben veel te verwerken gehad. De kinderen hebben deze periode thans afgesloten en voelen zich sterk met hun nieuwe naam. Het is in het belang van de kinderen dat zij (door de vader) erkend worden in hun "nieuwe zijn". De gewijzigde naam is het symbolische begin van de erkenning, aldus de moeder.
5. De vader stelt in hoger beroep - kort samengevat - het volgende. De vader is niet overtuigd van het bestaan van zwaarwichtige redenen om de voornamen van de kinderen te wijzigen. Hij heeft de kinderen jaren lang niet gezien en weet niet hoe het met hen gaat. Volgens de vader zijn het niet de kinderen, maar de moeder, die een grote behoefte heeft om alle banden tussen de kinderen en de vader te verbreken en daartoe dit verzoek gebruikt. Hij stelt dat dit in elk geval niet in het belang van de kinderen is.
6. De medewerker van de raad heeft er ter zitting in hoger beroep op gewezen dat de kinderen gelet op hun leeftijd in een belangrijke fase van hun ontwikkeling verkeren. Voorts heeft hij medegedeeld dat de raad uit de in het verleden verrichte onderzoeken niet heeft kunnen opmaken dat de kinderen de door de moeder gestelde psychische problemen aan een traumatische echtscheiding van hun ouders hebben overgehouden. Volgens de raad lijkt het erop dat het bij de verzochte voornaamswijziging er enkel om gaat de vader uit het leven van de kinderen te bannen. De raad ziet niet het belang van de kinderen om hun namen te wijzigen en adviseert het verzoek van de moeder af te wijzen.
Overwegingen
7. Ter beoordeling van de vraag of er sprake is van een voldoende zwaarwichtig belang bij de verzochte voornaamswijzigingen heeft het hof het volgende overwogen.
8. De gang van zaken rond en na de echtscheiding van hun ouders heeft meegebracht dat de kinderen inmiddels meer dan vijf jaar geen enkel contact meer met hun vader hebben gehad, direct noch indirect. Mede gelet op hun leeftijd - zij zijn nu 15 en 13 jaar oud - heeft dit tot gevolg dat het beeld dat zij van hun vader hebben in hoge mate wordt gekleurd door hetgeen zij van hun moeder over hem hebben gehoord en mogelijk nog horen.
9. De moeder maakt de vader veel en ernstige verwijten, waarvan het realiteitsgehalte in deze procedure niet aan de orde is. De vader ontkent in elk geval de gegrondheid van die verwijten. Wat daar van zij, het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de moeder in haar morele afwijzing van de vader redenen heeft gezien om niet alleen ieder contact tussen hem en de kinderen te frustreren, maar de kinderen ook in de gedachte te steunen dat zij andere personen moeten worden en een andere identiteit moeten krijgen, om zodoende los te komen van wat zij hebben meegemaakt in verband met de echtscheiding van hun ouders. Op diezelfde gedachte is het onderhavige verzoek kennelijk gebaseerd.
10. Het hof kan de moeder in haar gedachtegang en bedoeling niet volgen. Daargelaten dat het naar het gevoelen van het hof niet in het belang van de kinderen is dat zij geheel van hun vader vervreemden, heeft het hof de overtuiging gekregen dat de moeder haar eigen problemen rond de echtscheiding mede via de kinderen verwerkt door hen te beïnvloeden op de bovenomschreven wijze. Daarmee dient zij niet het belang van de kinderen, in de eerste plaats niet omdat gevreesd moet worden dat hun uitgroei tot evenwichtige volwassenen wordt belemmerd door deze opgedrongen identificatie met moeders problematiek en in de tweede plaats omdat dat belang is gediend met een naar omstandigheden zo goed mogelijke vader-kind-relatie. Die relatie mag niet in gevaar worden gebracht door de wens van de moeder de kinderen een nieuwe identiteit te bezorgen die geen associaties met de vader oproept.
11. Het hof ziet te minder aanleiding de moeder in haar gedachtegang en bedoeling te volgen, omdat zij ter zitting van het hof heeft verklaard dat zij zelf ook een "nieuwe identiteit" heeft aangenomen doordat zij een wijziging van zowel haar voornamen als haar geslachtsnaam heeft aangevraagd en verkregen. De daarvoor aan het hof opgegeven verklaring - zij zou haar oorspronkelijke namen niet meer passend vinden, omdat ze die tengevolge van een ongeval vergeten was - kan het hof niet goed invoelen.
12. Nu het hof de drijfveer achter het verzoek aldus niet valide, dan wel minst gesproken twijfelachtig, oordeelt, ziet het zich voor de vraag gesteld of er voor de kinderen ondanks deze contra-indicatie een zwaarwichtig belang gelegen is in de verzochte voornaamswijziging.
13. Het hof moet vaststellen dat de kinderen nu al jarenlang de voornamen [voornaam 3] en [voornaam 4] gebruiken en vrijwel nergens meer bekend zijn onder hun voordien gebruikte voornamen. Tijdens hun gesprek met de raadsheer-commissaris hebben zij op diens indringende vragen ook duidelijk te kennen gegeven dat zij de verzochte voornamen willen formaliseren. Het is in ieder geval nu hun waarheid dat zij deze formalisering zélf wensen en dat hun die niet door de moeder is opgedrongen.
14. Daarnaast is een gegeven dat de moeder het eenhoofdig gezag over de kinderen heeft, dat er geen omgangsregeling tussen de vader en de kinderen is vastgesteld en er ook geen omgang is. De kinderen zullen dus naar het zich laat aanzien nog geruime tijd binnen de invloedssfeer van de moeder blijven verkeren en daarin moeten opgroeien en floreren.
15. In deze laatste omstandigheid ziet het hof aanleiding om het verzoek toe te wijzen. Het is een zwaarwegend belang van de kinderen dat zij zo min mogelijk met spanningen opgroeien in de situatie waarin zij zich bevinden. Het hof vreest dat afwijzing van het verzoek spanningen zou blijven oproepen, zowel doordat daarmee tegen de thans duidelijke wens van de moeder en de kinderen wordt ingegaan, als doordat de kinderen bij tijd en wijle, bij officiële aangelegenheden, geconfronteerd blijven worden met de door hun moeder en thans ook door henzelf niet meer gewenste voornamen. Toewijzing van het verzoek leidt ertoe dat die spanningen worden vermeden, terwijl het hof bovendien enige hoop koestert dat dit - zoals de moeder ter zitting heeft geschetst - de mogelijkheid dat er weer contact tussen de vader en de kinderen zal ontstaan, zal kunnen vergroten, gelet op haar visie op de identiteitsopbouw van de kinderen. Daaraan kan dan uiteindelijk niet afdoen dat er bij het hof bedenkingen bestaan tegen het gebruik van de hefboom van de voornaamswijziging om dit contact mogelijk te maken of te vergemakkelijken.
16. Het hof betrekt in dit verband nog in de overwegingen dat de vader ter zitting van het hof heeft gesteld - zo begrijpt het hof - dat hij zich niet ten principale tegen het verzoek verzet, mits hem van een begrijpelijk belang van de kinderen daarbij blijkt. Het hof verwacht dat de bovenstaande afweging van de belangen en de daaraan verbonden uitkomst voor de vader begrijpelijk zijn.
Slotsom
17. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
gelast dat de voornaam van [minderjarige 1], geboren [in] 1991 te [geboorteplaats minderjarige 1], zal worden gewijzigd, zodat deze voortaan zal luiden: [voornaam 3];
gelast dat de voornaam van [minderjarige 2], geboren [in] 1994 te [geboorteplaats minderjarige 2], zal worden gewijzigd, zodat deze voortaan zal luiden: [voornaam 4];
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Deventer de wijziging van de voornamen van de voornoemde minderjarigen bij wege van latere vermelding aan de geboorteakte van de minderjarigen toe te voegen;
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen cassatie is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Deventer.
Aldus gegeven door prof. mr. Hermans, voorzitter, mrs. Smedes en Bosch, raden, en uitgesproken door mr. Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 28 februari 2007.