Uitspraak
appellante,
procureur: mr. F.J. Boom,
wonende te [woonplaats],
Gerechtshof Arnhem
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 30 januari 2007, betreft het een hoger beroep in een pachtkwestie. De appellante, vertegenwoordigd door procureur mr. F.J. Boom, heeft zich in hoger beroep gewend tegen een vonnis van de rechtbank te Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen, van 18 oktober 2001. De zaak draait om de vraag of de appellante niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar beroep tegen het vonnis van 22 januari 2003, waarin de rechtbank de feiten heeft vastgesteld. De appellante heeft de pachtgrond onder bijzondere titel overgedragen aan een derde partij, [X], en stelt dat zij niet langer partij is in de pachtovereenkomst met de geïntimeerde, die vertegenwoordigd wordt door procureur mr. J.M. Bosnak.
Het hof heeft in zijn tussenarrest van 29 augustus 2006 reeds geoordeeld dat de vordering van [X] om tussen te komen in de procedure is afgewezen. De appellante heeft geen grieven gericht tegen het vonnis van 18 oktober 2001, waardoor zij in haar beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De geïntimeerde heeft betwist dat het Nederlands procesrecht een exceptie van niet-ontvankelijkheid kent en heeft aangevoerd dat de zaak op 20 juni 2002 in staat van wijzen is gekomen. Het hof heeft vastgesteld dat de eigendomsverkrijging door [X] tijdens de procedure in eerste aanleg niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van de geïntimeerde in zijn vordering.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de grief van de appellante faalt en dat het vonnis van de rechtbank te Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen van 22 januari 2003 zal worden bekrachtigd. De appellante wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 1.788,- voor salaris van de procureur en € 205,- voor griffierecht. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2007.