ECLI:NL:GHARN:2006:BE9327
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige tenuitvoerlegging van terbeschikkingstelling met verpleging en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 augustus 2006 uitspraak gedaan over een verzoekschrift dat op 25 april 2006 was ingediend door de raadsman van verzoeker. Verzoeker, die op 27 mei 1998 door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch was veroordeeld tot een gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met verpleging, verzocht om een schadevergoeding voor het onterecht en onrechtmatig verblijf in een TBS-kliniek van 21 november 2004 tot en met 24 januari 2006. Dit verzoek volgde op een eerdere beslissing van het hof op 24 januari 2006, waarbij de terbeschikkingstelling was beëindigd. Tijdens de openbare raadkamer op 3 juli 2006 heeft de advocaat-generaal en verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman, hun standpunten toegelicht.
De raadsman betoogde dat het verblijf van verzoeker in de TBS-kliniek onrechtmatig was en dat dit in strijd was met artikel 14, zesde lid, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Het hof overwoog echter dat, ongeacht de vraag of er sprake was van onrechtmatige tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling, het Wetboek van Strafvordering niet voorziet in de mogelijkheid om aan de strafrechter een vergoeding te verzoeken voor de geleden schade. Het hof verklaarde zich daarom onbevoegd om kennis te nemen van het verzoekschrift.
De uitspraak van het hof benadrukt de beperkingen van de mogelijkheden voor verzoekers om schadevergoeding te vragen in het kader van onrechtmatige tenuitvoerlegging van terbeschikkingstellingen. Het hof heeft de zaak afgesloten door zich onbevoegd te verklaren, wat betekent dat verzoeker geen recht heeft op de gevraagde schadevergoeding.