ECLI:NL:GHARN:2006:AZ3474

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS 2006\228
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vegter
  • A. Stikkelbroeck
  • R. Rutgers van der Loeff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling in het kader van delictgevaar en behandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 november 2006 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene. De terbeschikkingstelling was oorspronkelijk ingegaan op 19 juni 2002 en de rechtbank te 's-Hertogenbosch had op 10 juli 2006 besloten om deze met twee jaar te verlengen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd, omdat het recht zal doen op basis van nieuwe stukken en overwegingen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen ruimte is voor een volledige toetsing van het verloop van de terbeschikkingstelling, zoals door de raadsvrouw was verzocht. In plaats daarvan heeft het hof zich gericht op de noodzaak van verlenging van de terbeschikkingstelling, waarbij het delictgevaar, de ernst van de problematiek en de noodzaak van behandeling van de betrokkene zwaar wogen.

Het hof heeft geconcludeerd dat de betrokkene nog steeds een hoog recidivegevaar vertoont, mede door de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline kenmerken, en een in remissie zijnde middelenafhankelijkheid. Ondanks enige vooruitgang in de behandeling, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de terbeschikkingstelling van twee jaar vereisen. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van zowel de terbeschikkinggestelde als de maatschappij, waarbij het hof oordeelt dat de belangen van de maatschappij in dit geval zwaarder wegen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2006\228
Beslissing d.d. 20 november 2006
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 10 juli 2006, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Overwegingen:
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het recht zal doen mede op grond van nieuwe stukken.
Het hof heeft te beslissen op de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Dit betekent dat voor een toetsing van het verloop van de terbeschikkingstelling in volle omvang geen ruimte is. Een trajectbeslissing zoals door de raadsvrouw verzocht, is derhalve niet aan de orde. Voor toetsing van onderdelen van het traject kennen de wettelijke regelingen een andere rechtsgang.
De terbeschikkingstelling van betrokkene is ingegaan op 19 juni 2002 en loopt dus thans meer dan vier jaren. Dit tijdsverloop in relatie tot de ernst van het delict waarvoor de terbeschikkingstelling is opgelegd (ter zake van onder meer medeplegen van verkrachting, meermalen gepleegd) moet mede in aanmerking worden genomen bij de verlengingsbeslissing.
Het hof is van oordeel dat bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en van de maatschappij naar mate de maatregel van terbeschikkingstelling langer duurt het belang van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder dient te wegen. Het hof is van oordeel dat van disproportionaliteit in casu geen sprake is, nu het tijdsverloop niet alleen moet worden beschouwd in het perspectief van de ernst van het delict, maar tevens in aanmerking moeten worden genomen de aard van de stoornis en het actuele recidivegevaar. Uit het verlengingadvies van 19 april 2006 volgt dat de behandeling van de problematiek van betrokkene nog geruime tijd in beslag zal nemen. De gedragsverandering is onvoldoende en het recidivegevaar wordt thans nog hoog geschat.
Gelet op het bovenstaande is een verlenging van de terbeschikkingstelling aangewezen.
In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat. Uit het verlengingsadvies volgt dat bij betrokkene sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline kenmerken. Tevens is er sprake van een - in remissie zijnde - middelenafhankelijkheid. Het recidiverisico wordt op korte en middellange termijn hoog geschat. Positief is dat er sprake is van een, weliswaar gestage, vooruitgang in de behandeling van betrokkene.
Gelet op het thans nog aanwezige delictgevaar, de ernst van de problematiek en het gegeven dat betrokkene nog gedurende langere tijd behandeling nodig heeft, is het hof van oordeel dat een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar geïndiceerd is.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 10 juli 2006 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Aldus gedaan door
mr Vegter als voorzitter,
mrs Stikkelbroeck en Rutgers van der Loeff als raadsheren,
en drs Van Iersel en dr Van Kordelaar als raden,
in tegenwoordigheid van mr Jansen als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2006.
Mr Rutgers van der Loeff en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen