ECLI:NL:GHARN:2006:AZ2027

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-002259-05
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bedrijfsinbraak, woninginbraak en gewelddadige overval met vuurwapen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 29 september 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Zwolle. De verdachte is beschuldigd van meerdere misdrijven, waaronder bedrijfsinbraak, woninginbraak, gewelddadige overval en poging tot overval. De verdachte heeft samen met anderen een bedrijfsinbraak en een inbraak in een woning gepleegd, alsook een gewelddadige overval in een woning en een poging tot een overval op een sekshuis. Bij de overval in de woning zijn de slachtoffers met grof geweld benaderd, wat heeft geleid tot ernstige psychische gevolgen voor hen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte heeft eerder geen soortgelijke feiten gepleegd en heeft bekend dat hij de feiten heeft begaan. De vordering van de benadeelde partijen is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoeding te betalen aan de benadeelden. Het hof heeft de vordering van enkele benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, waardoor zij hun vordering enkel bij de burgerlijke rechter kunnen indienen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 21-002259-05
Uitspraak d.d.: 29 september 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Zwolle van 14 april 2005 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1976],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in [plaats van detentie]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 29 juni 2006 en 15 september 2006 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen nu het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd, zoals deze tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd, dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa, voor de inhoud van de wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg bijlage IIb en voor de inhoud van de wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep bijlage IIc)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, of gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Poging tot diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 5 en 6 bewezenverklaarde:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde:
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 8 bewezenverklaarde:
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De deskundige dr. F. Koenraadt, psycholoog, heeft op gronden als in zijn rapportage d.d. 20 maart 2006 omschreven geconcludeerd dat de bewezen verklaarde feiten verdachte slechts in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof verenigt zich niet met deze conclusie.
Naar het oordeel van het hof is in het bijzonder niet voldoende aannemelijk geworden dat verdachte op grond van de door de deskundige gediagnosticeerde persoonlijkheidsstoornis zozeer beperkt werd in zijn keuzes tussen verschillende gedragsalternatieven, dat hij ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten niet of niet geheel vrij was bij de keuze om deze feiten wel of niet te plegen. Zelfs indien met de deskundige zou moeten worden aangenomen dat de vermindering van inkomen en status moeilijk te verenigen bleek met verdachte's "narcistische inslag" zijn in de persoon van verdachte en in zijn geschiedenis onvoldoende aanknopingspunten te vinden om het oordeel te rechtvaardigen dat hij zijn wil niet volledig in vrijheid heeft kunnen bepalen. Het hof is dan ook van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten verdachte volledig kunnen worden toegerekend.
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van zes jaren. Verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een bedrijfsinbraak en een inbraak in een woning. Daarnaast heeft hij met anderen een gewelddadige overval in een woning en een poging tot een overval op een sekshuis gepleegd. In beide gevallen werd een vuurwapen gebruikt. Bij de overval in de woning zijn de slachtoffers[slachtoffer 1]en [slachtoffer 2] met grof geweld tegemoet getreden. Gebleken is dat het gebeuren een enorme indruk op hen heeft gemaakt en dat zij daarvan zeer ernstige psychische gevolgen hebben ondervonden en nog ondervinden. Die psychische schade laat zich moeilijk overschatten. Bij de poging tot een overval op het sekshuis, waarbij het gebruikte vuurwapen was doorgeladen, is het gelukkig bij een poging gebleven en is er, behoudens een van de mededaders, niemand gewond geraakt. Dat is een gelukkige omstandigheid die niet aan verdachte te danken is. Deze zaak had licht anders kunnen aflopen. Woning- en bedrijfsinbraken zijn weliswaar feiten van een andere orde dan overvallen maar ook dit zijn ernstige feiten waarvan de slachtoffers materiële en/of immateriële schade ondervinden.
De bewezenverklaarde valsheiddelicten kunnen grote schade veroorzaken voor kredietverstrekkers.
Ten voordele van verdachte houdt het hof rekening met het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen.
Het hof heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaak, vermeld op de dagvaarding in eerste aanleg.
Verdachte heeft bekend dat feit te hebben begaan.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 750,- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 6.514,52 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.154,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 5.321,- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De vordering is naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 43,95 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 6 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] t.a.v. de heer [benadeelde 6]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 40.000,- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De vordering is naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 45 (oud), 47, 57, 225, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de aan [benadeelde 1] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde 1], te betalen een bedrag van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
de aan [benadeelde 2] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 3.154,00 (drieduizend honderdvierenvijftig euro).
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 2], in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van € 3.154,00 (drieduizend honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 63 (drieënzestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
de aan [benadeelde 4] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde 4], te betalen een bedrag van € 43,95 (drieënveertig euro en vijfennegentig cent).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde 4], een bedrag te betalen van € 43,95 (drieënveertig euro en vijfennegentig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) dag hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
de aan [benadeelde 3] toegebrachte schade
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 3], in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
de aan [benadeelde 5] t.a.v. de heer [benadeelde 6]toegebrachte schade
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 5], in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door
mr A.G. Coumans, voorzitter,
mr J.D. den Hartog en mr A. van Waarden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 29 september 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr A. van Waarden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.