ECLI:NL:GHARN:2006:AZ0381
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M. Mannoury
- R. Rijken
- G. Groen
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en goede trouw bij onbetaald laten van schuld
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 10 juli 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van [appellant] tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). De rechtbank te Zutphen had eerder op 16 mei 2006 de toepassing van de WSNP ten aanzien van [appellant] beëindigd, omdat hij de inventaris van zijn voormalige bedrijf had verkocht zonder medeweten van ABN AMRO, die hierop een pandrecht had. Het hof oordeelde dat [appellant] niet te goeder trouw was geweest met betrekking tot zijn schuld aan ABN AMRO, die een substantieel deel van zijn totale schuldenlast vormde. Het hof concludeerde dat, indien de rechtbank op de hoogte was geweest van deze feiten ten tijde van de toelating, het verzoek van [appellant] waarschijnlijk zou zijn afgewezen.
De appellant had zijn bedrijf verkocht voor € 210.000,-, maar de tweede termijn van de betaling aan ABN AMRO was niet voldaan omdat de koper zijn eigen vorderingen had verrekend. De appellant had geen verdere acties ondernomen tegen deze gang van zaken, mede door zijn slechte geestelijke gezondheid. ABN AMRO had in augustus 2004 de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de WSNP, maar had dit niet gedaan. Het hof oordeelde dat de appellant bewust de zekerheidsrechten van ABN AMRO had gefrustreerd door de opbrengst van de verkoop van zijn inventaris niet aan de bank te betalen.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, omdat er onvoldoende bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De uitspraak benadrukt het belang van goede trouw in de schuldsanering en de gevolgen van het niet naleven van verplichtingen jegens schuldeisers.