ECLI:NL:GHARN:2006:AY9952
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- N.E. Haas
- S.R.M. Dekker
- Rechtspraak.nl
Toetrederskorting en gelijke gevallen in het belastingrecht
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 26 september 2006, staat de vraag centraal of de Inspecteur van de Belastingdienst terecht de toetrederskorting heeft geweigerd aan belanghebbende, die in het onderhavige jaar niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 8:21 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Belanghebbende was tot 31 maart 2000 in loondienst en ontving loon uit dienstbetrekking. Van 1 april 2000 tot 1 februari 2002 was zij niet in loondienst en ontving zij geen uitkeringen zoals genoemd in de wet. Vanaf 1 februari 2002 was zij weer in dienst bij de gemeente Q en maakte aanspraak op de toetrederskorting in haar aangifte over het jaar 2002.
Het Hof oordeelt dat de wettelijke regeling van de toetrederskorting niet discriminatoir is. De wetgever heeft bij de invoering van deze korting beoogd om mensen die niet werkten een financiële stimulans te geven om weer aan de slag te gaan. Echter, belanghebbende voldeed niet aan de voorwaarden voor de korting, aangezien zij in het onderhavige jaar geen uitkering ontving en dus niet in een vergelijkbare situatie verkeerde als degenen die vanuit een uitkeringssituatie de arbeidsmarkt betreden. Het Hof concludeert dat er geen sprake is van gelijke gevallen en dat het beroep van belanghebbende op schending van het gelijkheidsbeginsel faalt.
De uitspraak van het Hof is dat het beroep ongegrond wordt verklaard. Er zijn geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, S.R.M. Dekker. Belanghebbende en de Inspecteur hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.