ECLI:NL:GHARN:2006:AY9776
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- J.W.P. Verheugt
- J.A.W. Lensing
- H.G.W. Stikkelbroeck
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de vordering tot vervroegde invrijheidstelling van een veroordeelde in het kader van hoger beroep
Op 4 oktober 2006 heeft het Gerechtshof Arnhem uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vervroegde invrijheidstelling van een veroordeelde. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting geconcludeerd dat de zaak aan te houden, in afwachting van het oordeel van het ressortsparket over het doorzetten van het hoger beroep. Indien het hoger beroep wordt doorgezet, verzocht zij de zaak aan te houden totdat het hof in het kader van de nieuwe strafzaak eindarrest heeft gewezen. De advocaat-generaal heeft toegezegd de veroordeelde in vrijheid te stellen op het moment dat de nieuw berekende VI-datum is bereikt.
Het hof overweegt dat uit artikel 15b, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht blijkt dat de wetgever beoogt dat de veroordeelde gedetineerd is op het moment dat op de vordering wordt beslist. Dit is van belang voor de tenuitvoerlegging van de straf. Het hof constateert dat het strafdossier nog niet is ontvangen en dat de veroordeelde, indien het hoger beroep door het openbaar ministerie wordt doorgezet, op het moment van de behandeling van de strafzaak niet meer gedetineerd zal zijn. Dit leidt het hof tot de conclusie dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen.
De vordering was gericht op het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden. De veroordeelde was op 15 mei 2006 aangehouden en had zich schuldig gemaakt aan mishandeling, maar was vrijgesproken van verkrachting. De advocaat-generaal heeft aangegeven dat de VI-datum opnieuw zal worden berekend en dat de veroordeelde in vrijheid zal worden gesteld zodra deze datum is bereikt. Het hof wijst de vordering van de officier van justitie af, omdat de veroordeelde ten tijde van de beoordeling van de vordering niet meer gedetineerd zal zijn.