ECLI:NL:GHARN:2006:AY9771

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
VI 14/05
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot achterwege blijven van vervroegde invrijheidstelling na seponering nieuw strafbaar feit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 13 september 2006 uitspraak gedaan over een vordering tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van een veroordeelde. De vordering was ingediend door de advocaat-generaal te Den Haag op 21 december 2005 en was gebaseerd op het feit dat de veroordeelde zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf ernstig had misdragen. Dit zou zijn gebeurd door het plegen van een nieuw strafbaar feit. Echter, de zaak met betrekking tot dit nieuwe feit was geseponeerd met als code 02, wat betekent dat er geen wettig bewijs was. Het hof heeft de veroordeelde en zijn raadsman, mr. R. van den Boogert, gehoord tijdens de openbare terechtzitting. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling afgewezen moest worden. Het hof heeft, na het horen van de argumenten, besloten de vordering van de officier van justitie af te wijzen. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 15a, 15b en 15c van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het hof oordeelt dat de vordering niet kan worden toegewezen gezien het ontbreken van wettig bewijs voor het nieuwe strafbare feit.

Uitspraak

VI-nummer: 14/05
Uitspraak: 13 september 2006
Gerechtshof te Arnhem
Kamer als bedoeld in artikel 67 van de wet op de rechterlijke organisatie.
Het hof heeft te beslissen op de op 28 december 2005 ingekomen vordering van de advocaat-generaal te Den Haag van 21 december 2005, strekkende tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van:
[VEROORDEELDE],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Het hof heeft ter openbare terechtzitting van 13 september 2006 gehoord de veroordeelde en de raadsman van veroordeelde, mr R. van den Boogert, advocaat te Amsterdam, alsmede de advocaat-generaal bij dit hof, die heeft geconcludeerd de vordering van de officier van justitie strekkende tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling af te wijzen.
Overwegingen
De vordering strekt ertoe dat de vervroegde invrijheidstelling met betrekking tot de bij arrest van 28 april 2004 van het gerechtshof te 's-Gravenhage opgelegde gevangenisstraf van zes jaren onvoorwaardelijk, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, achterwege zal blijven.
Aan de vordering is ten grondslag gelegd dat veroordeelde zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf zeer ernstig heeft misdragen, zoals bedoeld in artikel 15a, eerste lid aanhef en sub c van het Wetboek van Strafrecht. Veroordeelde zou zich opnieuw schuldig hebben gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.
Gelet op het feit dat de zaak met betrekking tot het nieuwe strafbare feit, die ten grondslag is gelegd aan de vordering tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling, is geseponeerd met als code 02 (= geen wettig bewijs), is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.
Toegepaste wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 15a, 15b en 15c van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
Het hof:
- Wijst de vordering van de officier van justitie te Den Haag af.
Aldus gewezen door:
mr J.W.P. Verheugt, voorzitter
mrs J.A.W. Lensing en H.G.W. Stikkelbroeck, raadsheren
in tegenwoordigheid van mr N.M.H. van Ek, griffier
en op 13 september 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.