ECLI:NL:GHARN:2006:AY9768

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS 2006\143
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vegter
  • A. van der Herberg
  • C. Cremers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene met twee jaar na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 9 oktober 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank te 's-Gravenhage van 7 maart 2006, die de terbeschikkingstelling van de betrokkene met twee jaar had verlengd. De raadsman verzocht om aanhouding van de zaak om ontbrekende wettelijke aantekeningen bij het verlengingsadvies te voegen. Het hof oordeelde echter dat het voldoende was voorgelicht op basis van de beschikbare stukken en de ter zitting besproken informatie. Het hof constateerde dat de betrokkene zich positief opstelt en goed meewerkt aan de behandeling, en dat de tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling goed verloopt. Ondanks de positieve ontwikkelingen, oordeelde het hof dat er nog steeds delictgevaar aanwezig is en dat de betrokkene gedurende langere tijd structuur, zorg en begeleiding nodig heeft. Daarom werd besloten om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen.

Het hof overwoog dat de rechtbank niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee maanden had beslist op de vordering tot verlenging, wat een schending van de procedurele rechten van de betrokkene inhield. Het hof benadrukte de noodzaak van een spoedige behandeling van dergelijke zaken, zoals vereist door zowel het nationale recht als het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De beslissing van de rechtbank werd vernietigd, en het verzoek tot aanhouding werd afgewezen. De verlenging van de terbeschikkingstelling werd gerechtvaardigd door de noodzaak om de veiligheid van anderen te waarborgen en de betrokkene de nodige ondersteuning te bieden in zijn behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2006\143
Beslissing d.d. 9 oktober 2006
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te 's-Gravenhage van 7 maart 2006, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Overwegingen:
Het hof zal de beslissing van de rechtbank, gelet op artikel 509t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, dienen te vernietigen, aangezien de rechtbank niet binnen twee maanden na het indienen van de verlengingsvordering van de officier van justitie haar beslissing heeft genomen en het hof bovendien recht doet mede op grond van nieuwe stukken.
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht de zaak aan te houden teneinde de wettelijke aantekeningen omtrent betrokkene bij het verlengingsadvies te voegen, daar deze ontbreken.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Artikel 509o, tweede lid, onder sub 2 van het Wetboek van Strafvordering schrijft voor dat bij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de terbeschikkinggestelde wordt overgelegd. Deze zogenoemde wettelijke aantekeningen ontbreken bij het verlengingsadvies van de GGzE. Bij de stukken bevinden zich enkel twee, betrokkene betreffende, maandrapportages, respectievelijk van de maanden oktober 2005 en november 2005. Het hof acht zich in casu door de wel beschikbare stukken en het ter zitting besprokene voldoende voorgelicht. Gebleken is dat betrokkene zich positief opstelt en nu goed meewerkt aan de behandeling. Het hof gaat er dan ook vanuit dat de tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling goed verloopt. Meer gedetailleerde informatie over de positieve ontwikkelingen die volgens de raadsman uit de wettelijke aantekeningen kan blijken voegt naar het oordeel van het hof niets toe, omdat het hof bereid is uit te gaan van de door de raadsman gestelde positieve ontwikkelingen. Het hof heeft daarbij ook gelet op de recente aanvullende informatie van de kliniek van 4 september 2006. Het verzoek om aanhouding wordt afgewezen.
Ambtshalve overweegt het hof het volgende. Zowel artikel 509x, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering als artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden stelt eisen aan de voortgang van de behandeling door de rechter van een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Er dient door het hof zo spoedig mogelijk respectievelijk spoedig (de Engelse tekst bezigt het woord "speedily") te worden beslist. Waar in beginsel de terbeschikkingstelling expireert op een ruimschoots tevoren bekende datum heeft zowel de rechtbank als het gerechtshof een verdragsrechtelijke verplichting om tot een zo spoedig mogelijke behandeling van de vordering tot verlenging over te gaan. De genoemde inspanningsverplichting dwingt tot een grotere spoed dan waarvan in de onderhavige zaak is gebleken. Het hof is van oordeel dat in casu van een spoedige behandeling van het beroep in de zin van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geen sprake is geweest. Immers is het beroep ruim zes maanden na het instellen van het hoger beroep behandeld. In de voorliggende zaak oordeelt het hof dat de beslissing om een verdragsrechtelijke schending aan te nemen in zichzelf voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel inhoudt.
In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat.
Het hof heeft kennis genomen van de positieve ontwikkelingen, zoals deze uit de aanvullende informatie naar voren komen. Betrokkene is de afgelopen maanden zichtbaar meer gericht op zijn eigen proces en toekomstperspectief. Er is thans meer overeenstemming in de behandeling en over de gezamenlijke behandeldoelstelling. Wel wordt aangegeven dat betrokkene nog een lange weg te gaan heeft. De kans op herhaling van een delict wordt, als betrokkene zonder structuur, begeleiding en toezicht buiten de kliniek zou verblijven, als hoog ingeschat. Betrokkene bevindt zich aan het begin van de behandeling. De eerste periode is vooral gebruikt om tot een werkrelatie te komen. Hij heeft nog geen verlofmodaliteiten.
Gelet op het thans nog aanwezige delictgevaar en het gegeven dat betrokkene nog gedurende langere tijd structuur, zorg en begeleiding nodig heeft, is het hof, anders dan de raadsman, van oordeel dat een verlenging van de terbeschikking-stelling met een termijn van twee jaar geïndiceerd is.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te 's-Gravenhage van 7 maart 2006 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Wijst af het verzoek tot aanhouding;
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Aldus gedaan door
mr Vegter als voorzitter,
mrs Van der Herberg en Cremers als raadsheren,
en dr Schaap en drs Van Weers als raden,
in tegenwoordigheid mr Van van Ek als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2006.
Mr Cremers en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.