ECLI:NL:GHARN:2006:AY7666

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
30 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
PIJ 2006\152
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Vegter
  • mrs. Abbink
  • mr. van der Herberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van een Antilliaans vonnis in Nederland met betrekking tot terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 30 augustus 2006 uitspraak gedaan over de tenuitvoerlegging van een Antilliaans vonnis waarbij aan de betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling van de regering is opgelegd. De zaak betreft een hoger beroep van het openbaar ministerie tegen de beslissing van de rechtbank te Zutphen van 4 mei 2006, die zich onbevoegd verklaarde om van de vordering van de officier van justitie kennis te nemen. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank, maar met verbetering van gronden.

Het hof oordeelt dat de tenuitvoerlegging van het Antilliaanse vonnis in Nederland moet geschieden met inachtneming van de Nederlandse wettelijke bepalingen inzake de tenuitvoerlegging. Dit houdt in dat de bepalingen inzake de oplegging en verlenging van de maatregel niet van toepassing zijn. Het Antilliaanse vonnis, dat bepaalt dat de maatregel kan voortduren tot het eenentwintigste levensjaar van de betrokkene, vormt de voortdurende titel tot vrijheidsbeneming. Het hof stelt dat het niet binnen zijn rechtsvormende taak ligt om de Nederlandse wettelijke regeling van verlenging van de maatregel van overeenkomstige toepassing te verklaren.

De raadsvrouw heeft verwezen naar een arrest van de Hoge Raad, waarin wordt gesteld dat de rechter van de verblijfplaats van de minderjarige maatregelen kan nemen die geen uitstel kunnen lijden. Het hof concludeert echter dat de vordering tot verlenging van de maatregel, gezien de voortdurende titel voor vrijheidsbeneming in het Antilliaanse vonnis, niet kan worden beschouwd als een maatregel die geen uitstel kan lijden. Betrokkene heeft recht op toetsing van de rechtmatigheid van de vrijheidsbeneming door een rechter, en kan zich hiervoor wenden tot de burgerlijke rechter.

De uitspraak van het hof bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, met de nodige verbeteringen in de gronden van de uitspraak. De zaak benadrukt de noodzaak om de wettelijke bepalingen van het land waar de tenuitvoerlegging plaatsvindt in acht te nemen, en de rol van de rechter in het waarborgen van de rechten van de betrokkene.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
PIJ 2006\152
Beslissing d.d. 30 augustus 2006
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Zutphen van 4 mei 2006, houdende onbevoegdverklaring om van de vordering van de officier van justitie kennis te nemen.
Overwegingen:
Op 6 mei 2004 heeft het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen de maatregel van terbeschikkingstelling van de regering aan betrokkene opgelegd. Artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden luidt:
Vonnissen, door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba gewezen, en bevelen, door hem uitgevaardigd, mitsgaders grossen van authentieke akten, aldaar verleden, kunnen in het gehele Koninkrijk ten uitvoer worden gelegd, met inachtneming van de wettelijke bepalingen van het land, waar de tenuitvoerlegging plaats vindt.
Gelet op voormeld artikel 40 kan het Antilliaanse vonnis in Nederland worden tenuitvoergelegd, zoals thans ook geschiedt. Deze tenuitvoerlegging dient te geschieden met inachtneming van de Nederlandse wettelijke bepalingen inzake de tenuitvoerlegging. Te denken valt daarbij in het bijzonder aan de regels vervat in Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen. Tot de Nederlandse voorschriften die bij tenuitvoerlegging in acht moeten worden genomen behoren naar het oordeel van het hof niet de bepalingen inzake de oplegging en verlenging van de maatregel. De tenuitvoerlegging in Nederland dient te geschieden met inachtneming van het Antilliaanse vonnis, waarin is bepaald dat de maatregel kan voortduren tot het eenentwintigste levensjaar van betrokkene. De regels over de verlenging van de terbeschikkingstelling zijn niet slechts aan te merken als regels inzake tenuitvoerlegging, maar de verlengingsregeling vormt de grondslag voor een rechtmatige vrijheidsbeneming. Na een beslissing tot verlenging door de rechter is er pas een titel voor verdere vrijheidsbeneming. Een voortdurende titel tot vrijheidsbeneming tot de leeftijd van eenentwintig jaar vormt in het onderhavige geval het Antilliaanse vonnis. Het gaat de rechtsvormende taak van het hof te boven om in periodieke toegang tot de rechter te voorzien door de regeling van verlenging van de maatregel van overeenkomstige toepassing te verklaren.
De raadsvrouw heeft gewezen op een arrest van de Hoge Raad van 14 januari 1994, NJ 1994, 404. Daaruit leidt zij af dat ook in het onderhavige geval de rechter van de verblijfplaats van de minderjarige maatregelen kan nemen die geen uitstel kunnen lijden. De vordering tot verlenging van de maatregel kan echter mede in het licht van de bestaande en in het Antilliaanse vonnis vervatte voortdurende titel voor vrijheidsbeneming niet worden beschouwd als een maatregel die geen uitstel kan leiden. In het licht van artikel 5 van het EVRM dient betrokkene in de gelegenheid te zijn om de rechtmatigheid van de vrijheidsbeneming door een rechter te laten toetsen. Betrokkene kan zich (om een voorlopige voorziening) wenden tot de burgerlijke rechter.
Gezien het vorenstaande moet het vonnis, waarvan beroep, worden bevestigd met verbetering van gronden.
Beslissing:
Het hof:
Bevestigt de beslissing van de rechtbank te Zutphen van 4 mei 2006 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde met verbetering van gronden.
Aldus gedaan door
mr Vegter als voorzitter,
mrs Abbink en van der Herberg als raadsheren,
en drs Poll en drs van Iersel als raden,
in tegenwoordigheid van van Ek als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2006.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen