ECLI:NL:GHARN:2006:AY5841

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
25 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2005/045
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. Rijken
  • A. Groen
  • H. Hugenholtz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bescherming handelsnaam en verwarringsgevaar in kort geding tussen Koophuis Nederland B.V. en VisieMakelaars

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 25 juli 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Koophuis Nederland B.V. en VisieMakelaars, die ook opereert onder de naam KoophuisMarkt. Het geschil betreft de bescherming van de handelsnaam 'koophuis' van Koophuis Nederland en de vraag of er verwarringsgevaar bestaat met de handelsnaam van de geïntimeerde. De voorzieningenrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad had eerder het beroep van Koophuis Nederland op bescherming van haar handelsnaam verworpen. Het hof oordeelt dat de handelsnaam 'koophuis' uit een algemeen gangbaar woord bestaat, waardoor deze weinig onderscheidend vermogen heeft. Dit betekent dat de bescherming van de handelsnaam beperkt is en dat er niet snel verwarringsgevaar kan worden aangenomen wanneer een andere onderneming een vergelijkbare naam gebruikt met een toevoeging.

Het hof heeft de overwegingen van de voorzieningenrechter overgenomen en geconcludeerd dat de toevoeging van het woord 'markt' aan de handelsnaam van de geïntimeerde niet voldoende is om verwarring te veroorzaken bij het publiek. Het hof heeft ook vastgesteld dat er geen concrete voorbeelden zijn van verwarring tussen de twee ondernemingen. Koophuis Nederland heeft geprobeerd aan te tonen dat er verwarring is door middel van marktonderzoek, maar het hof oordeelt dat deze claims niet voldoende zijn onderbouwd.

Uiteindelijk heeft het hof de grieven van Koophuis Nederland ongegrond verklaard en het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd, met veroordeling van Koophuis Nederland in de kosten van de procedure in hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt het belang van onderscheidend vermogen bij handelsnamen en de beperkingen van bescherming onder de Handelsnaamwet.

Uitspraak

25 juli 2006
eerste civiele kamer
rolnummer 2005/045 KG
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Koophuis Nederland B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
appellante,
procureur: mr. J.C.N.B. Kaal,
tegen:
[geïntimeerde],
handelende onder de naam VisieMakelaars, alsmede onder de naam
KoophuisMarkt,
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
procureur: mr. F.J. Boom.
1 Het geding in eerste aanleg
De voorzieningenrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft op 8 november 2004 een vonnis in kort geding uitgesproken in het geschil tussen appellante, hierna te noemen Koophuis Nederland, als eiseres en geïntimeerde, hierna te noemen [geïntimeerde], als gedaagde. Een kopie van dat vonnis is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij exploot van 22 november 2004 heeft Koophuis Nederland [geïntimeerde] aangezegd in hoger beroep te komen van vermeld vonnis, met gelijktijdige dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft Koophuis Nederland vijf grieven tegen het vonnis waarvan beroep aangevoerd en toegelicht, producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Koophuis Nederland alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in beide instanties.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven van Koophuis Nederland bestreden, producties in het geding gebracht en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van Koophuis Nederland in de kosten van het geding (lees:) in hoger beroep.
2.4 Ter zitting van dit hof van 15 juni 2006 hebben partijen hun zaak doen bepleiten, Koophuis Nederland bij monde van mrs. F.V.B.M. Mutsaerts en M.M. Grondman, beiden advocaat te ’s-Hertogenbosch, en [geïntimeerde] bij monde van mr. J. Becker, advocaat te Arnhem. Daarbij hebben ze zich van pleitnotities bediend. Bij gelegenheid van het pleidooi zijn namens Koophuis Nederland nog producties in het geding gebracht.
2.5 Daarna hebben partijen de stukken aan het hof overgelegd voor het wijzen van arrest.
3 De vaststaande feiten
Tegen de door de voorzieningenrechter in het vonnis waarvan beroep onder 1.1 tot en met 1.11 vastgestelde feiten is geen grief gericht, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan, met dien verstande dat, gelet op de met de gegevens in het uittreksel uit het handelsregister (productie 1 bij inleidende dagvaarding en productie 6 bij memorie van antwoord) onderbouwde betwisting zijdens [geïntimeerde] voorshands aannemelijk is dat Koophuis Nederland het teken ‘koophuis’ niet sinds 1986, zoals vastgesteld in 1.5 van dat vonnis, maar sedert 1991 als handelsnaam gebruikt.
4 De beoordeling van het geschil in hoger beroep
4.1 In de rov. 3.3 tot en met 3.11 van het vonnis waarvan beroep heeft de voorzieningenrechter het beroep door Koophuis Nederland op bescherming uit hoofde van artikel 5 van de Handelsnaamwet met betrekking tot haar handelsnaam koophuis en haar domeinnaam koophuis.nl verworpen.
4.2 De dragende overwegingen zijn de rov. 3.8 en 3.9. In rov. 3.8 wordt geoordeeld dat de handelsnaam koophuis uit één algemeen gangbaar woord bestaat, dat het gebruik van zulk een in het normale taalgebruik gangbaar en min of meer beschrijvend woord, koophuis, als handelsnaam, ertoe leidt dat deze handelsnaam weinig tot geen onderscheidend vermogen heeft, dat de aan de handelsnaam koophuis toe te kennen bescherming derhalve niet groot is, in die zin dat niet al te snel kan worden geoordeeld dat van verwarringsgevaar sprake is wanneer een andere onderneming het woord koophuis met een toevoeging in haar handelsnaam opneemt, alsmede dat een andere opvatting ertoe zou leiden dat Koophuis Nederland een algemeen gangbaar woord als koophuis zou (kunnen) monopoliseren. In het licht hiervan, aldus de voorzieningenrechter in rov. 3.9 van het bestreden vonnis, dient aan het door [geïntimeerde] aan het woord koophuis toegevoegde woord markt relevante betekenis te worden toegekend, in dier voege dat dit meebrengt dat het niet voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal beslissen dat bij het publiek verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is, op de grond dat door [geïntimeerde] gevoerde handelsnaam KoophuisMarkt in onvoldoende mate afwijkt van de door Koophuis Nederland gevoerde handelsnaam koophuis. In rov. 3.10 overweegt de voorzieningenrechter dat dit evenzeer geldt voor de door partijen ([geïntimeerde] respectievelijk Koophuis Nederland) als handelsnaam gevoerde domeinnamen koophuismarkt.nl en koophuis.nl.
4.3 Het hof verenigt zich met de vermelde overwegingen van de voorzieningenrechter en maakt deze geheel tot de zijne. Dat beide partijen landelijk op de onroerend goed markt opereren, maakt dit niet anders. In zoverre wordt dan ook door Koophuis Nederland in grief I tevergeefs tegen die overwegingen opgekomen.
4.4 De voorzieningenrechter heeft aan het slot van rov. 3.9 van het vonnis waarvan beroep nog overwogen dat gesteld noch gebleken is dat zich daadwerkelijk verwarring heeft voorgedaan over de identiteit van de ondernemingen van partijen, alsmede dat Koophuis Nederland ook geen concrete voorbeelden van situaties van verwarring betreffende de beide handelsnamen heeft aangehaald.
4.5 Deze laatste overwegingen bestrijdt Koophuis Nederland (eveneens in het kader van grief I) aan de hand van het in maart 2005 door Veldwerk Optimaal B.V. te ‘s-Hertogenbosch uitgevoerde marktonderzoek (productie 1 bij memorie van grieven). Volgens Koophuis Nederland tonen de onderzoeksresultaten aan dat het gebruik door [geïntimeerde] van de handelsnaam koophuismarkt voor daadwerkelijke verwarring zorgt draagt bij het publiek tussen de tekens koophuis en koophuismarkt. Hiermee staat volgens Koophuis Nederland de inbreuk die [geïntimeerde] maakt op het handelsnaamrecht van Koophuis Nederland vast.
4.6 [geïntimeerde] heeft de opzet, de methode en de conclusies van het onderzoek van Veldwerk Optimaal zeer uitvoerig bestreden.
4.7 Naar ‘s hofs oordeel kan, gelet op die bestrijding door [geïntimeerde], in dit kort geding niet als voorlopig oordeel worden aangenomen dat van daadwerkelijke verwarring, zoals Koophuis Nederland betoogt, sprake is.
4.8 In grief II komt Koophuis Nederland op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter in rov. 3.12 van het bestreden vonnis, dat Koophuis Nederland, nu niet zij maar Xtensive Franchising B.V. de merkhouder is, niet bevoegd is om de onderhavige verbods- en of gebodsactie op grond van het merkenrecht in te stellen.
4.9 Koophuis Nederland stelt dat zij van de merkhouder toestemming heeft verkregen om op eigen naam tegen merkinbreuken te ageren, waartoe Koophuis Nederland zekerheidshalve nog een schriftelijke volmacht van Xtensive Franchising B.V. in het geding heeft gebracht (productie 2 bij memorie van grieven). Koophuis Nederland miskent echter dat zij blijkens haar posita in de inleidende dagvaarding in eerste aanleg niet in hoedanigheid van licentiehouder maar (naar blijkt: ten onrechte) in die van merkhouder is opgetreden. Koophuis Nederland kan dan niet hangende het geding alsnog de hoedanigheid van licentiehouder aannemen; verg. HR 2 april 1993, NJ 1993, 573. Grief II faalt mitsdien.
4.10 Koophuis Nederland heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld, laat staan aangetoond, op grond waarvan een zelfstandige onrechtmatige daad zijdens [geïntimeerde], buiten de gestelde inbreuken op handelsnaam en merkrecht, zou kunnen worden aangenomen. Ook grief III is mitsdien tevergeefs voorgedragen.
4.11 Uit het vorenoverwogene volgt dat ook de grieven IV en V falen.
4.12 Het (algemeen) bewijsaanbod van Koophuis Nederland wordt gepasseerd, nu daarvoor in kort geding geen plaats is.
4.13 De slotsom luidt dat de grieven van Koophuis Nederland ongegrond zijn, zodat het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd, met veroordeling van Koophuis Nederland als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in hoger beroep.
5 Beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep in kort geding:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Koophuis Nederland in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 291,-- wegens betaald griffierecht en op € 2.682,-- voor salaris voor de procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Rijken, Groen en Hugenholtz en is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 25 juli 2006.