ECLI:NL:GHARN:2006:AY5688

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
25 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS 2006\110
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vegter
  • A. van der Herberg
  • D. Dik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en beoordeling van delictgevaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 25 juli 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2006, die de terbeschikkingstelling van de betrokkene met een jaar had verlengd. Het hof oordeelt dat er sprake is van een spoedige behandeling van het beroep, in overeenstemming met de eisen van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het verzoek van de raadsman om aanhouding voor onderzoek naar de mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling wordt afgewezen. De kliniek heeft aangegeven dat een verlenging van twee jaar noodzakelijk is om de betrokkene voor te bereiden op een transmurale voorziening. Het hof benadrukt dat de behandeling voortvarend is ter hand genomen en dat een stevig juridisch kader in de vorm van terbeschikkingstelling met dwangverpleging nog steeds aangewezen is, gezien de prille ontwikkelingen en de noodzaak voor een verantwoorde overgang naar beschermd wonen.

Het hof vernietigt de beslissing van de rechtbank en verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar. De beslissing is genomen op basis van het advies dat de betrokkene lijdt aan een stoornis van Asperger en kenmerken vertoont van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Het hof concludeert dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist, gezien het aanwezige delictgevaar en de noodzaak voor langdurige zorg, structuur en begeleiding. De beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de raadsheren, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2006\110
Beslissing d.d. 25 juli 2006
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Rotterdam van 1 maart 2006, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Overwegingen:
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het hof recht zal doen mede op grond van nieuwe stukken.
Zowel artikel 509x, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering als artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden stelt eisen aan de voortgang van de behandeling door de rechter van een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Er dient door het hof zo spoedig mogelijk respectievelijk spoedig (de Engelse tekst bezigt het woord "speedily") te worden beslist. Waar in beginsel de terbeschikkingstelling expireert op een ruimschoots tevoren bekende datum heeft zowel de rechtbank als het gerechtshof een verdragsrechtelijke verplichting om tot een zo spoedig mogelijke behandeling van de vordering tot verlenging over te gaan. Het hof is, anders dan de raadsman, van oordeel dat in casu van een spoedige behandeling van het beroep in de zin van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden sprake is geweest.
Het verzoek tot aanhouding om onderzoek te laten doen naar de mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging wordt afgewezen. De kliniek acht verlenging met een termijn van twee jaar nodig, om in die periode toe te werken naar de transmurale voorziening. In de transmurale voorziening kan vervolgens doorplaatsing worden voorbereid. Het hof is van oordeel dat voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege – zoals ook kan blijken uit de hierna volgende overweging – thans nog niet aan de orde is. De maatregel is ingegaan op 30 januari 2004 en reeds nu is transmuraal verlof aan de orde. Dit betekent dat de behandeling voortvarend ter hand is genomen. Een stevig juridisch kader in de vorm van terbeschikkingstelling met dwangverpleging is, gelet op de prille ontwikkelingen, thans nog aangewezen, juist ook om een verantwoorde overgang met voldoende structuur naar beschermd wonen te realiseren.
In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat. Uit het verlengingsadvies volgt dat bij betrokkene sprake is van de stoornis van Asperger en er zijn trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis aanwezig. In een zelfstandig leven zal betrokkene onder stress komen te staan en is de kans op delictgevaar nog aanwezig.
Het hof is van oordeel dat op dit moment, gelet op het aanwezige delictgevaar, het te volgen traject en het feit dat betrokkene nog zeer langdurig zorg, structuur en begeleiding nodig heeft een verlenging met een termijn van twee jaar meer in de rede ligt dan een verlenging met een termijn van een jaar. Het hof zal dan ook aldus beslissen.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Rotterdam van 1 maart 2006 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Wijst af het verzoek tot aanhouding.
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Aldus gedaan door
mr Vegter als voorzitter,
mrs Van der Herberg en Dik als raadsheren,
en drs Boon en drs Harmsen als raden,
in tegenwoordigheid van mr Jansen als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2006.
Mr Dik en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.