ECLI:NL:GHARN:2006:AY3604

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
28 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-00269
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting na verwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 28 juni 2006, betreft het een beroep van belanghebbende X tegen een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. Dit beroep volgde na een verwijzing door de Hoge Raad in zijn arrest van 4 maart 2005, nr. 39847. De belanghebbende had op 15 oktober 2001 een beroepschrift ingediend bij de Inspecteur, wat door het hof als tijdig werd beschouwd. De kern van het geschil was of het pand aan de A-straat te Z, dat door belanghebbende werd geëxploiteerd, dezelfde economische functie vervulde als de op 1 juli 1996 verkochte panden aan de B-straat te Y. Het hof concludeerde, in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 10 maart 2006, nr. 41465, dat dit inderdaad het geval was. Hierdoor werd vastgesteld dat de Inspecteur de correctie met betrekking tot de vervangingsreserve terecht had toegepast.

Het hof oordeelde verder dat de Inspecteur de aanslag ambtshalve had verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 95.349, en verklaarde het beroep in zoverre gegrond. De proceskosten werden vastgesteld op € 80, waarbij het hof termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. A. Vellema. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
tweede meervoudige belastingkamer
nummer 05/00269
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1996 na verwijzing door de Hoge Raad in zijn arrest van 4 maart 2005, nr. 39.847
aanslagnummer :
mondelinge behandeling : op 14 juni 2006 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbendes gemachtigde alsmede de Inspecteur
Gronden:
1. Partijen concluderen, gelet op de datum van indiening van het beroepschrift bij de Inspecteur (15 oktober 2001), terecht dat het onderhavige beroepschrift binnen de wettelijke termijn van zes weken is ingediend.
2. De partijen verdeeld houdende vraag of het pand aan de A-straat te Z in de onderneming van belanghebbende – een onderneming die zich (onder meer) richt op het verkrijgen van opbrengst uit het verhuren van onroerende zaken - dezelfde economische functie vervult als de op 1 juli 1996 verkochte panden aan de B-straat te Y dient, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 10 maart 2006, nr. 41465 (een afschrift hiervan is aan dit proces-verbaal gehecht) bevestigend te worden beantwoord.
3. Alsdan is tussen partijen niet in geschil dat de Inspecteur terecht de onderwerpelijke correctie heeft toegepast.
4. Nu de Inspecteur hangende het beroep de aanslag ambtshalve heeft verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 95.349, dient het beroep in zoverre gegrond te worden verklaard.
Proceskosten:
Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof begroot deze kosten – overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht - op € 60 voor reis- en verblijfkosten met betrekking tot de procedure voor dit Hof en op € 20 voor reis- en verblijfkosten met betrekking tot de procedure voor het gerechtshof te Leeuwarden, derhalve in totaal op € 80.
Beslissing:
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- handhaaft de aanslag zoals deze ambtshalve door de Inspecteur is verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 95.349;
- gelast de Staat aan belanghebbende te vergoeden het door haar betaalde griffierrecht van € 36;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 80, en
- wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten aan belanghebbende dient te vergoeden.
Aldus gedaan op 28 juni 2006 door de raadsheer mr. Den Ouden als voorzitter, de vice-president mr. Röben en de raadsheer prof.mr.dr. Monsma. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. Vellema als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(A. Vellema) (R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.