ECLI:NL:GHARN:2006:AX6727
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- A. van den Brink
- J. van der Kwaak
- M. van der Weij
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de goede trouw bij het aangaan van leningen door echtgenoten zonder vast inkomen
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem werd behandeld, hebben appellanten, een echtpaar, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank te Arnhem. Het vonnis, dat op 13 maart 2006 werd uitgesproken, wees hun verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af. De appellanten, die op het moment van het aangaan van verschillende leningen geen vaste banen hadden, stelden dat zij in goede trouw handelden bij het afsluiten van deze leningen. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 mei 2006 werd duidelijk dat zij in 2002 een lening van € 20.000,- bij de ABN Amro Bank hadden afgesloten, onder andere om schulden van hun bruiloft te betalen. Daarnaast hadden zij leningen afgesloten bij PrimeLine en Comfort Card voor de aankoop van meubels en inboedel. Het hof oordeelde dat de appellanten niet te goeder trouw waren bij het aangaan van deze leningen, omdat hun inkomen op dat moment niet voor langere tijd was zekergesteld. Dit leidde tot de conclusie dat zij onvoldoende zekerheid hadden dat zij aan hun betalingsverplichtingen konden voldoen.
Het hof constateerde dat de appellanten ook een lening bij DSB Bank hadden afgesloten op een moment dat zij wisten of hadden moeten begrijpen dat zij niet in staat zouden zijn om aan de betalingsverplichtingen te voldoen. Het hof oordeelde dat het aangaan van deze nieuwe lening onverantwoord was en dat de appellanten evenmin te goeder trouw waren ten aanzien van de daaruit voortvloeiende schuld. Uiteindelijk oordeelde het hof dat het hoger beroep faalde en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat er onvoldoende bijzondere omstandigheden waren die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.