ECLI:NL:GHARN:2006:AX6560

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
27 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2006/307
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mannoury
  • A. Korthals Altes
  • J. van der Pol
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsanering wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 27 april 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [appellante] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank Zwolle-Lelystad had eerder, op 27 maart 2006, dit verzoek afgewezen. Het hof constateert dat de schuldsaneringsregeling minder dan tien jaar voor het huidige verzoek al op [appellante] van toepassing is geweest, namelijk van 14 december 1999 tot 17 januari 2003. Voor een nieuwe toelating tot de schuldsaneringsregeling zijn bijzondere omstandigheden vereist, maar het hof oordeelt dat deze niet zijn aangetoond.

[Appellante] heeft aangevoerd dat haar tekortkomingen in de eerdere schuldsaneringsregeling niet aan haar kunnen worden toegerekend, vanwege psychische problemen en nalatigheid van haar toenmalige bewindvoerder. Het hof wijst deze argumenten af, omdat de rechtbank's beslissing onherroepelijk is geworden en het hof uitgaat van de juistheid daarvan. De psychische klachten van [appellante] en de situatie van haar zoon, die ADHD-patiënt is, worden niet als voldoende grond gezien om haar opnieuw toe te laten tot de schuldsaneringsregeling.

Het hof concludeert dat de basisbehoeften van het kind inmiddels zijn gewaarborgd, nu de stroom- en watervoorziening zijn hersteld en haar partner tot de schuldsaneringsregeling is toegelaten. Gezien deze overwegingen wordt het verzoek van [appellante] afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

Uitspraak

27 april 2006
eerste civiele kamer
rekestnummer 2006/307
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
procureur: mr. F.J. Boom.
1 Het geding in eerste aanleg
Bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 maart 2006 is het verzoek van appellante (hierna te noemen: [appellante]) tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. Het hof verwijst naar dit vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 4 april 2006 per fax en op 6 april 2006 per gewone post ingekomen verzoekschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis en heeft zij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling alsnog toe te wijzen al dan niet onder door het hof in redelijkheid te bepalen voorwaarden en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende stukken, alsmede van de brieven met bijlagen van 7 en 19 april 2006 van de procureur.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 april 2006, waarbij [appellante] is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. A. Stoel, advocaat te Dronten.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
3.2 [appellante] stelt dat sprake is van een drietal bijzondere omstandigheden op grond waarvan zij thans dient te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, hoewel de schuldsaneringsregeling reeds eerder, te weten in de periode van 14 december 1999 – 17 januari 2003, op haar van toepassing is geweest. In de eerste plaats heeft de rechtbank volgens [appellante] destijds ten onrechte geoordeeld dat zij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Zij stelt dat het problematische verloop van die schuldsaneringsregeling is te wijten aan haar toenmalige bewindvoerder en problemen bij het budgetbeheer. Ook het feit dat zij tegen dat vonnis geen hoger beroep heeft ingesteld, kan haar niet worden verweten. Verder voert [appellante] aan dat nadien is vastgesteld dat zij ADHD heeft en mogelijk een borderlinestoornis, waarvoor zij behandeld wordt en medicijnen krijgt. Nu aannemelijk is dat deze klachten reeds bestonden gedurende de eerdere schuldsaneringsregeling en mede oorzaak zijn van het tekortschieten van [appellante] in haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, kan dat tekortschieten niet aan haar worden toegerekend. Ten slotte stelt zij dat de huidige gezinsomstandigheden eveneens aanleiding vormen om haar toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. Indien [appellante] niet wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, komen de basisbehoeften van haar zoon in het geding.
3.3 Het hof stelt vast dat de schuldsaneringsregeling minder dan tien jaar voorafgaand aan het huidige verzoek reeds op [appellante] van toepassing is geweest – te weten in de periode van 14 december 1999 tot 17 januari 2003 –, zodat zij op dit moment slechts opnieuw tot de schuldsaneringsregeling kan worden toegelaten, indien sprake is van bijzondere omstandigheden. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is naar het oordeel van het hof echter niet gebleken. De rechtbank heeft vorenbedoelde schuldsaneringsregeling beëindigd zonder aan [appellante] een schone lei te verlenen, omdat zij is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Nu [appellante] tegen het vonnis van de rechtbank geen hoger beroep heeft ingesteld, is deze beslissing onherroepelijk geworden, zodat het hof uitgaat van de juistheid daarvan. De bezwaren die [appellante] thans aanvoert tegen dat oordeel van de rechtbank – te weten dat het tekortschieten in de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet aan haar kan worden toegerekend vanwege haar psychische problemen, nalatigheid van haar toenmalige bewindvoerder en het niet correct verlopen van het budgetbeheer – stuiten daarop af. Evenmin acht het hof in de omstandigheid dat [appellante] psychische klachten heeft, evenals haar zoon ADHD-patient is en een goede opvoedingssituatie wil bieden aan haar zoon, voldoende grond gelegen om haar op dit moment weer toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. Daarbij is van belang dat, zoals ter zitting is gebleken, de stroom- en watervoorziening weer zijn aangesloten en dat de dreigende ontruiming (voorlopig) van de baan is, nu haar partner [X.] tot de schuldsaneringsregeling is toegelaten, zodat in de basisbehoeften van het kind is voorzien.
3.4 Met inachtneming van het voorgaande is het hof van oordeel dat het verzoek van [appellante] dient te worden afgewezen, zodat het hoger beroep faalt. Het vonnis waarvan beroep moet worden bekrachtigd.
4 De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 maart 2006.
Dit arrest is gewezen door mrs. Mannoury, Korthals Altes en Van der Pol en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 april 2006.