ECLI:NL:GHARN:2006:AV7419

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
28 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
TBS 225\05
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Verheugt
  • A. Besier
  • J. Lauwaars
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling na verbale bedreiging met brandstichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 28 maart 2006 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een betrokkene die eerder was veroordeeld voor bedreiging met brandstichting. De TBS met dwangverpleging had vier jaar geduurd en de rechtbank te Middelburg had op 27 september 2005 besloten om deze met een jaar te verlengen. Het hof oordeelde dat de beslissing van de rechtbank vernietigd moest worden, omdat er nieuwe stukken waren ingediend die de behandeling van de vordering tot verlenging beïnvloedden. Het hof benadrukte dat zowel de rechtbank als het gerechtshof een verdragsrechtelijke verplichting hebben om de behandeling van de vordering zo spoedig mogelijk te laten plaatsvinden, wat in deze zaak niet was gebeurd. Het hof concludeerde dat er sprake was van een misdrijf dat gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, en dat de verlenging van de TBS gerechtvaardigd was. De betrokkene had een geschiedenis van brandstichting en bedreiging, en er waren ernstige zorgen over zijn geestelijke gezondheid en behandelbaarheid. Het hof besloot de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, zodat de kliniek meer duidelijkheid kon verschaffen over het vervolgtraject voor de betrokkene.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2005\225
Beslissing d.d. 28 maart 2006
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats]
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Middelburg van 27 september 2005, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Overwegingen:
[-] Het hof zal de beslissing van de rechtbank te Middelburg van 27 september 2005 vernietigen, reeds omdat het recht zal doen mede op nieuwe stukken.
[-] Ambtshalve overweegt het hof het volgende. Zowel artikel 509x, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering als artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden stelt eisen aan de voortgang van de behandeling door de rechter van een vordering tot het alsnog geven van een bevel tot verpleging van overheidswege. Er dient door het hof zo spoedig mogelijk respectievelijk spoedig (de Engelse tekst bezigt het woord "speedily") te worden beslist. Zowel de rechtbank als het gerechtshof heeft een verdragsrechtelijke verplichting om tot een zo spoedig mogelijke behandeling van de vordering over te gaan. De genoemde inspanningsverplichting dwingt tot een grotere spoed dan waarvan in de onderhavige zaak is gebleken. Het hof is van oordeel dat in casu van een spoedige behandeling van het beroep in de zin van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geen sprake is geweest. Immers is het beroep ruim vijf maanden na het instellen van het hoger beroep behandeld. In de voorliggende zaak oordeelt het hof dat de beslissing om een verdragsrechtelijke schending aan te nemen in zichzelf voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel inhoudt.
[-] Het hof stelt vast dat de terbeschikkingstelling met dwangverpleging vier jaren heeft geduurd. Voor verdere verlenging is ingevolge artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht vereist dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In dit geval is de terbeschikkingstelling opgelegd onder meer ter zake van bedreiging met brandstichting, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld in artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Genoemde wettelijke bepaling is opgenomen in titel XVIII van het Wetboek van Strafrecht inzake misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. In casu bestaat de overtreding van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht uit verbale bedreiging.
Naar het oordeel van het hof laat de vraag of er bij overtreding van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht voldaan is aan het vereiste van artikel 38e, eerste lid, van genoemd wetboek zich slechts gedifferentieerd beantwoorden. Het is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zie ook Hof Arnhem (penitentiaire kamer)
1 maart 1999, NJ 2000, 74.
In het onderhavige geval bestaat de overtreding van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht uit een verbale bedreiging waarvan op grond van de navolgende feiten en omstandigheden aannemelijk is geworden dat die bedreiging ook daadwerkelijk tenuitvoergelegd zou kunnen worden:
[-] Betrokkene is op 6 juli 1993 door de politierechter te Middelburg veroordeeld ter zake van culpose veroorzaking van brand, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan;
[-] Betrokkene heeft in 1995 brand gesticht in een houten vakantiewoning en is daarvoor op 4 april 1996 door de arrondissementsrechtbank te Middelburg ter zake opzettelijke brandstichting, diefstal en vernieling veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf en ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege;
[-] Betrokkene heeft in een zeer kort tijdsbestek en kort nadat de voorgenoemde opgelegde terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op 12 juni 2000 was geëindigd, zich in augustus 2000 (onder meer) tweemaal schuldig gemaakt aan bedreiging met brandstichting;
[-] In de rapportage betreffende betrokkene d.d. 6 oktober 2000, opgemaakt door de psychiater dr J. van Borssum Waalkes, wordt geconcludeerd dat betrokkene ten tijde van de delicten lijdende was aan een ziekelijke stoornis der geestvermogens en dat betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Er is sprake van een ernstige persoonlijkheidstoornis met afhankelijke en antisociale kenmerken waarbij alcohol als ontremmende factor aanwezig is. Voor terbeschikkingstelling bestaat een duidelijke indicatie. Het risico op het daadwerkelijk stichten van brand wordt levensgroot aanwezig geacht;
[-] In voornoemd arrest van het gerechtshof te 's Gravenhage d.d. 19 maart 2001, is ten aanzien van de beslissing tot het opleggen van de terbeschikkingstelling aan betrokkene het volgende overwogen:
“Voorts acht het hof het, anders dan door verdachte zelf en bij monde van diens raadsman naar voren gebracht, onaannemelijk dat het bij deze gevallen van bedreiging met brandstichting slechts zou zijn gegaan om incidenten, waarbij sprake zou zij geweest van emotionele uitbarstingen (in verband met acute huisvestingsproblematiek) -zonder verdere serieuze- ondergrond, welke incidenten de maatregel van terbeschikkingstelling niet zouden kunnen dragen. Het hof neemt daarbij in aanmerking, naast een eerdere veroordeling van verdachte wegens opzettelijke brandstichting, dat bedoelde psychiatrische en psychologische rapportage bepaald zeer klemmende redenen inhoudt voor de grote kans dat verdachte bedreigingen als de onderhavige bij een volgende aanleiding daadwerkelijk zal uitvoeren...”;
[-] Uit voornoemd verlengingsadvies van 11 juli 2005 volgt dat betrokkene een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft en dat hij lijdende is aan het Korsakoff sydroom. Daarnaast is nog sprake van oordeels- en kritiekstoornissen. Betrokkene is verslaafd aan alcohol en onder invloed van alcohol vermindert zijn toch al geringe impulscontrole.
Het hof is, op grond van het vorenstaande, van oordeel dat er in casu sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat verlenging van de terbeschikkingstelling mogelijk is.
[-] In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat. Het hof komt tot dit oordeel mede op grond van het verlengingsadvies van 11 juli 2005 waarin wordt vermeld dat bij betrokkene onder meer sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Tevens lijdt betrokkene aan het Korsakoff syndroom en mede hierdoor is hij nauwelijks behandelbaar. Daarnaast heeft betrokkene ook altijd zijn medewerking aan behandeling geweigerd. Er zijn geen wezenlijke (positieve) veranderingen opgetreden tijdens betrokkene's verblijf in de kliniek. Indien betrokkene nu zou terugkeren in de maatschappij wordt het risico als hoog ingeschat. De verloven van betrokkene zijn ingetrokken, nadat hij zich viermaal aan de verpleging had onttrokken. De kliniek heeft betrokkene in juli 2005 aangemeld bij de FPA De Mare. Uit de brief inhoudende de recente ontwikkelingen van betrokkene d.d. 9 februari 2006 komt naar voren dat de FPA De Mare inmiddels heeft besloten betrokkene niet te zullen opnemen.
Aangezien het niet duidelijk is welk vervolgtraject de kliniek thans voor ogen heeft, is het hof van oordeel dat in casu een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar geïndiceerd is, zodat de kliniek bij de komende verlengingszitting bij de rechtbank meer duidelijkheid kan verschaffen over de huidige stand van zaken. Het hof gaat er hierbij vanuit dat het Forensisch Psychiatrisch Centrum "Oldenkotte" onderzoek zal verrichten naar de mogelijkheden van plaatsing van betrokkene op een Korsakoff afdeling en voorts in zijn volgende rapportage een nadere onderbouwing geeft omtrent het recidivegevaar van betrokkene.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Middelburg van 27 september 2005 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar.
Aldus gedaan door
mr Verheugt als voorzitter,
mrs Besier en Lauwaars als raadsheren,
en dr Schudel en drs Boon als raden,
in tegenwoordigheid van Tang als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2006.
Mr Besier en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.