14 maart 2006
eerste civiele kamer
rolnummer 2005/410
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
procureur : mr. J.M. Bosnak,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geïntimeerde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
procureur: mr. P.A.C. de Vries.
1 Het geding in eerste aanleg
De rechtbank Almelo heeft op 14 juli 2004 een tussenvonnis en op 8 december 2004 een eindvonnis uitgesproken in het geschil tussen appellant, hierna te noemen [appellant], als eiser en geïntimeerde, hierna te noemen [geïntimeerde], als gedaagde. Een kopie van beide vonnissen is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij exploot van 7 maart 2005 heeft [appellant] [geïntimeerde] aangezegd in hoger beroep te komen van beide vermelde vonnissen, met gelijktijdige dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] drie grieven tegen het eindvonnis aangevoerd en toegelicht, producties in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof dat vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zonodig onder aanvulling en/of verbetering van de rechtsgronden, de vorderingen van [appellant] alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven van [appellant] bestreden, bewijs aangeboden, een productie in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof [appellant] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering in hoger beroep, althans het hoger beroep ongegrond zal verklaren met bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [appellant] in de kosten van (lees :) het hoger beroep.
2.4 Ter zitting van dit hof van 27 februari 2006 hebben partijen hun zaak doen bepleiten, [appellant] bij monde van mr. S.H.G. Swennen, advocaat te Hengelo, en [geïntimeerde] bij monde van mr. G.J.M. de Groot-van Ederen, advocaat te Enschede. Beide advocaten hebben zich daarbij van pleitnotities bediend. Bij gelegenheid van dit pleidooi heeft [appellant] een akte wijziging van eis tevens houdende overlegging producties genomen. Ook [geïntimeerde] heeft bij gelegenheid van het pleidooi enkele producties in het geding gebracht.
2.5 Daarna hebben partijen de stukken aan het hof overgelegd voor het wijzen van arrest.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken en blijkende uit de niet bestreden inhoud van overgelegde producties, staat tussen partijen het volgende vast.
3.1 [appellant] heeft in juli 2002 bij [geïntimeerde] een in nieuwe staat verkerende Citroën C5 2.0i Break Automaat, met kenteken [...], gekocht voor een bedrag van € 28.094,88. Bij gelegenheid van het pleidooi bij dit hof is gebleken dat tussen partijen in confesso is dat te dezen sprake is van een consumentenkoopovereenkomst.
3.2 Deze auto heeft een automatische transmissie. In verband met het feit dat bij het (automatisch) schakelen van de eerste naar de tweede versnelling de auto schokt, hetgeen een onaangename schok bij de inzittenden veroorzaakt, heeft [appellant] de auto ter reparatie aangeboden aan [geïntimeerde] op 16 september 2002, 8 januari 2003, 22 januari 2003, 25 februari 2003, 31 maart 2003 en 14 april 2003. Verdere reparaties heeft [geïntimeerde] niet aan de auto van [appellant] verricht.
3.3 Ganzeboom Transmissies te Almelo heeft bij faxbericht van 5 juli 2003 aan [appellant] onder meer het volgende geschreven: ‘Wij hebben gereden met deze auto en hebben geconstateerd dat met name de 1-2 schakeling en de zoals wij noemen ‘coast-down’ schakelingen niet optimaal zijn. Om mogelijke oorzaken te achterhalen en eventuele oplossingen voor dit probleem zouden wij nader technisch onderzoek moeten doen. Wij delen uw mening dat de auto door deze zeer merkbare schakelingen niet comfortabel rijdt.”
3.4 Bij brief van 11 juli 2003 van de (toenmalige) advocaat van [appellant] aan [geïntimeerde] is de koopovereenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op terugbetaling van de koopsom, vermeerderd met een bedrag ter zake van kosten van rechtsbijstand.
3.5 Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat een deskundige zal worden gevraagd zijn oordeel te geven over het probleem aan de auto. Dit heeft geleid tot het rapport van 18 december 2003 van Bureau H.A. Van Ameyde B.V. te Arnhem. In dit rapport wordt het volgende geconcludeerd: ‘Tijdens ons onderzoek constateerden wij dat de automatische transmissie van het voertuig van u op bepaalde momenten en met name bij het overschakelen van de 1ste naar de 2de versnelling een oncomfortabele schok in het voertuig te weeg brengt. Wij constateerden tijdens een proefrit met een vergelijkbaar voertuig dat hierbij eveneens hetzelfde verschijnsel tijdens het overschakelen optreedt. Gezien onze bevindingen zijn wij tot de conclusie gekomen dat het schokken tijdens overschakelen een “producteigenschap” is van dit type automatische transmissie. Gezien de aard van het verschijnsel zijn wij bovendien van mening, dat er geen sprake is van een technisch mankement aan de automatische transmissie van het voertuig’. Partijen hebben de kosten van dit rapport ad € 175,-- exclusief BTW elk voor de helft voldaan.
3.6 Bij brief van 21 januari 2004 schrijft Citroën Nederland B.V. aan [appellant] onder meer het volgende: ‘Derhalve is onze conclusie dat de werking van de automatische versnellingsbak van uw Citroën C5 overeenkomt met de door de fabriek tijdens het ontwerp en productie voorgestane kwaliteiten en achten wij verdere ingrepen niet noodzakelijk.”
3.7 Op 7 april 2005 heeft Van Ameyde aanvullend gerapporteerd. Uit dat rapport blijkt onder meer het volgende:
‘(…) Op verzoek van de heer [appellant] hebben wij op 28 januari 2005 een proefrit gemaakt met een Citroen C5 Berline 2.0 Automaat.
Het betreft hier een voertuig van de eerste eigenaar dat in Duitsland staat geregistreerd en tevens door een Duitse Citroendealer, Auto Janing te Nordhorn, wordt onderhouden.
Tijdens de korte proefrit constateerden wij dat ook bij dit voertuig het schakelen van de automatische transmissie van de 1e naar de 2e versnelling in 2 fases geschied zoals gebruikelijk bij dit merk en type voertuig.
Het schakelen van de automatische transmissie geschiedt telkens met een constante lichte schok, wat als normaal kan worden beschouwd.
Bij de proefritten met het voertuig van de heer [appellant] constateerden wij echter dat vooral het opschakelen van de 1e naar de 2e versnelling dan weer met een zeer hevige en als oncomfortabel te beschouwen schok verloopt, en dan weer met een als normaal te beschouwen lichte schok verloopt.
Ten tijde van onze proefrit is de automaat niet in de “noodloop” gesprongen. Volgens de heer [appellant] zou dit met toenemende regelmaat geschieden.
Uit ons onderzoek blijkt dat zowel in het bovengenoemde Duitse voertuig als in het voertuig van de heer [appellant] dezelfde automatische transmissie is gemonteerd, de BVA AL4 23x73.
Aan het bovengenoemde Duitse voertuig zijn nimmer reparaties aan de automatische transmissie (…) uitgevoerd, wij vernamen van Auto Janing dat men aldaar geen specifieke problemen kent met betrekking tot deze automatische transmissie.
Gelet op onze constateringen bij de diverse proefritten met, thans, een drietal verschillende voertuigen zijn wij van mening dat de automatische transmissie van het voertuig van de heer [appellant] niet naar behoren functioneert en dat er in deze geen sprake is van een “product eigenschap”.
Na de door ons uitgevoerde proefrit is de auto bij Citroendealer Ruesink te Enschede aangeboden alwaar een uitvoerige diagnose is gesteld. Door deze dealer is vastgesteld dat de automaat niet naar behoren functioneert, waarschijnlijk is er een mankement met de hydraulische schakelkleppen in de bak. Dit euvel kan het met een schok overschakelen en het in de noodloop gaan draaien verklaren.
Conclusie.
Het schakelgedrag van de automaat geschiedt thans af en toe met schokken welke buiten normale toleranties vallen. De situatie is slechter dan ten tijde van de eerder door ons uitgevoerde proefrit.
Ook het feit dat de automaat steeds vaker in een noodloop “springt” duidt op een mankement aan de automaat.
Citroendealer Ruesink heeft middels een uitvoerige diagnose aan het licht gebracht dat er sprake is van een – inwendig – mankement aan de automaat.’
3.8 Op 27 juni 2005 heeft [appellant] zijn auto laten repareren bij Autobedrijven Ruesink B.V. te Enschede.
3.9 Van Ameyde heeft op 19 december 2005 andermaal gerapporteerd. In dat rapport staat onder meer het volgende:
‘(…)
PROEFRIT.
Op woensdag 23 november 2005 nogmaals een uitgebreide proefrit van circa 150 km gemaakt met uw Citroen C5 teneinde het schakelen van de automatische wisselbak te kunnen beoordelen.
(…)
BEVINDINGEN:
Gedurende de proefrit hebben wij vastgesteld dat de automatische wisselbak thans naar behoren functioneert.
Zowel het op- als terugschakelen verloopt zonder oncomfortabele schokken en/of stoten en bij het proefrijden met de auto hebben wij zelfs kunnen constateren dat het schakelen thans dusdanig soepel verloopt dat het wisselen van de versnellingen nauwelijks meer is waar te nemen door de bestuurder en/of passagiers.
De automaat functioneert thans dan ook zoals van een moderne, elektronische wisselbak, mag worden verwacht.
UITGEVOERDE WERKZAAMHEDEN:
Wij vernamen van (kennelijk: [appellant], toevoeging hof) dat het voertuig werd aangeboden bij Citroendealer Ruesink te Enschede voor een reparatie aan de automaat.
Wij vernamen dat bij deze reparatie de terugslagkleppen in het hydraulische systeem van de automaat zijn vervangen.
Deze reparatie heeft geleid tot het huidige, naar behoren, functioneren van de automaat.
CONCLUSIE:
De gebreken/mankementen welke door ons bij eerdere proefritten zijn waargenomen zijn thans niet meer aanwezig.
De recent uitgevoerde reparatie door dealer Ruesink (lees: heeft) geresulteerd in goed en naar behoren functionerende automaat.’
3.10 Een andere klant van [geïntimeerde], [A.], verkeerde in een zelfde situatie als [appellant]. Op 28 december 2005 heeft [geïntimeerde] aan de Citroën C5 Automaat van [A.] een zelfde reparatie uitgevoerd als garage Ruesink op 27 juni 2005 aan de auto van [appellant]. Blijkens een door [geïntimeerde] zelf in het geding gebrachte verklaring (ondertekend door [geïntimeerde] en [A.]) schakelt de auto van [A.] na die reparatie voortreffelijk.
4 De beoordeling van het geschil in hoger beroep
4.1 Tegen het tussenvonnis van 14 juli 2004 heeft [appellant] geen grief gericht, zodat hij in zijn hoger beroep van dit vonnis niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4.2 De kernvraag in deze zaak is of de Citroën C5 van [appellant] als non-conform in de zin van art. 7:17 BW moet worden aangemerkt vanwege het gegeven dat de auto bij het (automatisch) schakelen van de eerste naar de tweede versnelling, zoals Van Ameyde het uitdrukt, een oncomfortabele schok in de auto teweeg brengt.
4.3 De rechtbank heeft die vraag in het eindvonnis ontkennend beantwoord, omdat het schokken kennelijk het gevolg is van een eigenschap van de automatische transmissie en niet van een gebrek aan de automatische transmissie. [appellant] komt hiertegen op in zijn tweede grief.
4.4 Rechtens is de vraag deze of [appellant] mocht verwachten dat de door hem gekochte auto zonder oncomfortabele schok van de eerste naar de tweede versnelling zou schakelen. Dat is het geval. [appellant] heeft onweersproken gesteld dat hij voor de aankoop van de auto een proefrit met een auto van [geïntimeerde] heeft gemaakt en dat die auto niet schokte. Vast staat dat [appellant] pas na levering van de auto bleek van het ‘oncomfortabel schokken’ van de auto. Uit de bovenvermelde rapportage van Van Ameyde, waarvan de inhoud niet door [geïntimeerde] is bestreden, blijkt dat na de reparatie door garage Ruesink op 27 juni 2005 het euvel van het oncomfortabel schokken is verholpen en de auto sedertdien ‘goed en naar behoren’ functioneert. Hetgeen [geïntimeerde] in het geding heeft gebracht omtrent haar andere klant, [A.], bevestigt dit alleen maar. Dit leidt tot de conclusie dat de auto ten tijde van de aflevering niet de eigenschappen had die [appellant] op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
4.5 Ten overvloede merkt het hof het volgende op. Indien ervan uitgegaan zou moeten worden, zoals de rechtbank kennelijk op grond van het eerste rapport van Van Ameyde heeft gedaan, dat het ‘oncomfortabel schokken’ een producteigenschap is, in die zin dat alle auto’s uit de serie C5 Automaat daarmee te kampen hebben (gehad), zou het oordeel niet anders luiden. In dat geval zou immers als uitgangspunt hebben te gelden dat al die auto’s non-conform in de zin van art. 7:17 BW zijn, behoudens situaties, anders dan in casu, waarin de koper ten tijde van de koop van dat oncomfortabel schokken op de hoogte was en desalniettemin tot aankoop overgaat of anderszins de aanwezigheid van de te verwachten eigenschap van het schokvrij rijden moest betwijfelen.
4.6 Deze tweede grief is gegrond.
4.7 Uit het vorenoverwogene volgt dat grief 1 geen behandeling meer behoeft.
4.8 De derde grief ziet op de toewijsbaarheid van het gevorderde. In eerste aanleg heeft [appellant] na de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst terugbetaling van de koopsom met rente en kosten gevorderd. In hoger beroep heeft [appellant] zijn eis gewijzigd in dier voege dat hij schadevergoeding vordert van een bedrag van € 5.000,-- ‘wegens materiële en immateriële schade omdat hij gedurende drie jaar gebruik heeft moeten maken van een auto die niet naar behoren functioneerde en gedurende die periode veelvuldig geen gebruik heeft kunnen maken van de auto omdat autobedrijf [geïntimeerde] de auto ter reparatie onder zich had’.
4.9 Voor vergoeding van immateriële schade is te dezen geen plaats. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] schade heeft geleden in de zin van art. 6:106 lid 1 BW.
4.10 Aangezien [appellant] zijn vordering tot vergoeding van materiële schade niet had geconcretiseerd en anderzijds uit de stukken blijkt dat hij wel enige schade als gevolg van de tekortkoming zijdens [geïntimeerde] moet hebben geleden, is daarover bij gelegenheid van het pleidooi omstandig met partijen gesproken.
4.11 [appellant] stelt zich op het standpunt dat hij in totaal 28 uren heeft moeten besteden aan het brengen en halen van de auto voor de reparaties door [geïntimeerde], contacten met de garage in Nordhorn en contacten met Van Ameyde. [geïntimeerde] heeft dit gemotiveerd weersproken. Gebleken is dat [appellant] eigenaar is van een schadeherstelbedrijf, dat hij acht medewerkers in dienst heeft en dat een van die medewerkers hem bij afwezigheid vervangt. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de uren die hij wél heeft besteed aan deze kwestie ten koste zijn gegaan van zijn arbeidsinkomen of anderszins als vermogensschade zijn te kwalificeren, zodat een vergoeding daarvan niet aan de orde kan zijn.
4.12 Wel voor vergoeding in aanmerking komen de bedragen die [appellant] aan Van Ameyde heeft moeten betalen voor de drie rapporten. Tussen partijen is confesso dat elk rapport € 175,-- exclusief BTW heeft gekost, alsmede dat de kosten van het eerste rapport door partijen bij helfte zijn voldaan. Toewijsbaar is dan 2,5 x € 175,-- exclusief BTW is € 437,50 exclusief BTW.
4.13 Voorts zijn toewijsbaar de kosten die [appellant] in verband met reparatieopdrachten ter zake van het mankement dat non-conformiteit opleverde heeft voldaan. Deze kosten bleken beperkt tot de reparatienota van garage Ruesink d.d. 29 juni 2005 ad € 226,79 inclusief BTW.
4.14 Verdere relevante kosten zijn gesteld noch gebleken.
4.15 Grief 3 is in zoverre gegrond.
4.16 De slotsom luidt dat de grieven 2 en 3 gegrond zijn, dat het eindvonnis van 8 december 2004 dient te worden vernietigd en de vordering van [appellant] dient te worden toegewezen als vermeld in de rov. 4.12 en 4.13.
4.17 Omtrent de gevorderde proceskostenveroordeling oordeelt het hof als volgt. Op het punt van de non-conformiteit is [appellant] in het gelijk gesteld. [appellant] heeft echter met zijn vordering in eerste aanleg te hoog ingezet, door te opteren voor een algehele ontbinding van de koopovereenkomst met terugbetaling van de gehele koopprijs in plaats van de voor de hand liggende prijsvermindering. In hoger beroep, waar [appellant] zijn vordering heeft gewijzigd en beperkt tot schadevergoeding, blijkt hij weer veel te hoog te hebben ingezet. [appellant] is daarmee deels in het ongelijk gesteld. In verband hiermee zal het hof de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep compenseren als na te melden.
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep van het tussenvonnis van de rechtbank Almelo van 14 juli 2004;
vernietigt het eindvonnis van die rechtbank van 8 december 2004, en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 437,50 exclusief BTW en een bedrag van € 226,79 inclusief BTW;
compenseert de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep in dier voege dat elke partij haar eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af;
verklaart de vermelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Rijken, Van den Brink en Houtman en is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 14 maart 2006.