ECLI:NL:GHARN:2006:AV4040

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-004607-05
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor meerdere berovingen en afpersingen met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 maart 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem. De verdachte, geboren op 9 juli 1977, werd beschuldigd van een serie van twaalf berovingen en pogingen daartoe, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen personen werd gebruikt. De feiten vonden plaats over een periode van bijna zes maanden, waarbij de slachtoffers onder andere cafetariabedrijven, pompstations en voorbijgangers waren. Bij de meeste feiten werd dreigend gebruik gemaakt van messen, en in twee gevallen werd een vuurwapen gebruikt.

Het hof oordeelde dat de bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf van lange duur vereisten. De verdachte had de verantwoordelijkheid voor zijn daden afgeschoven op zijn mededaders, maar het hof vond dat hij niet kon ontsnappen aan zijn eigen aandeel in de misdrijven. De slachtoffers van de overvallen ondervonden vaak langdurige trauma's, wat het hof meebracht in zijn overwegingen. De verdachte had eerder samengewerkt met anderen, maar had later zelfstandig gehandeld, wat zijn strafbaarheid verergerde.

De vordering van de benadeelde partijen werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan verschillende slachtoffers. Het hof oordeelde dat de vordering van de benadeelde partijen niet altijd eenvoudig was en dat sommige vorderingen alleen bij de burgerlijke rechter konden worden ingediend. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht.

Uitspraak

Parketnummer: 21-004607-05
Uitspraak d.d.: 3 maart 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 2 september 2005 in de strafzaak tegen
(VERDACHTE),
geboren te (GEBOORTEPLAATS) op 9 juli 1977,
wonende te (ADRES EN WOONPLAATS)
thans verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 februari 2006 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 primair, 7 primair, 8, 9, 10, 11 en 12 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 en 7 primair bewezenverklaarde:
telkens:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Afpersing.
ten aanzien van het onder 6 primair bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
ten aanzien van het onder 8 en 9 bewezenverklaarde:
telkens:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
ten aanzien van het onder 10 bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 11 bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 12 primair bewezenverklaarde:
Poging tot:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is van oordeel, dat voor de bewezenverklaarde feiten geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenisstraf van lange duur. Het gaat om een twaalftal gevallen van beroving of poging daartoe, de meeste gepleegd door in vereniging handelende daders, waarvan met name enkele cafetariabedrijven en pompstations, maar ook in de stad lopende burgers slachtoffer zijn geworden. De feiten zijn gepleegd over een langere periode, bijna zes maanden. Bij het merendeel van de feiten is (meestal dreigend) gebruik gemaakt van messen, en in twee gevallen van een echt vuurwapen, dat overigens afkomstig lijkt van verdachtes mededader.
Het hof heeft geconstateerd, dat verdachte nogal vlot de verantwoordelijkheid voor zijn handelen afschuift op zijn mededader , maar het is van oordeel, dat hij zich niet achter kan verschuilen. Daarbij acht het hof mede van betekenis, dat verdachte aanvankelijk heeft samengewerkt met , maar later zelfstandig heeft geopereerd en in de laatste twee zaken werd vergezeld door zijn broer.
Reeds in de zaak, die van 25 augustus 2004, tenlastegelegd als feit 10, is het tot bloedvergieten gekomen. Dat heeft verdachte er niet van weerhouden om nog maanden door te gaan met het plegen van strafbare feiten. In feite is het handelen van verdachte pas een halt toegeroepen, toen verdachte op heterdaad is aangehouden.
De slachtoffers van overvallen plegen de traumatische gevolgen vaak nog lange tijd na het feit te ervaren, en niet zelden leidt een overval ertoe, dat mensen lange tijd of zelfs duurzaam hun bedrijf of beroep niet meer kunnen uitoefenen, of dat de slachtoffers hun basale gevoel van veiligheid verliezen. Vanuit een oogpunt van vergelding, en met het oog op de noodzakelijke generale preventie zal het hof de na te noemen gevangenisstraf opleggen. De door de verdediging gesuggereerde mogelijkheid van oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf komt naar het oordeel van het hof niet in aanmerking; hoewel zeer wel denkbaar is, dat verdachte bij een behandeling in een instelling als Groot-Batelaar baat zou kunnen hebben, zijn de bewezenverklaarde feiten daarvoor te ernstig en te talrijk.
Het hof heeft in zijn oordeel betrokken de reclasseringsrapportage d.d. 25 mei 2005 en de bevindingen, neergelegd in de psychiatrische rapportage opgemaakt door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, en drs. R. Veltkamp, psychiater i.o., gedateerd 7 juli 2005, waarin zij hebben geconcludeerd:
"Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een lichte vorm van ADHD, cocaïneverslaving in remissie bij een persoonlijkheidsstoornis NAO met immature, afhankelijke en vermijdende trekken. Tevens zijn er antisociale trekken.
Deze stoornis was aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde.
Betrokkene had alstoen voldoende inzicht in de wederrechtelijkheid van de begane feiten.
In relatie tot en ten tijde van het begaan van de tenlastegelegde feiten was er bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een verslaving in remissie en lichte ADHD. Er is vooral sprake van een gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, maar dat beperkte zijn keuzemogelijkheid slechts minimaal zodat hij zijn wil geheel tot hoogstens licht verminderd conform een dergelijk besef kon bepalen.
Het tenlastegelegde kan betrokkene, (...), dan ook licht verminderd worden toegerekend.
Het hof neemt dit oordeel over.
Ware van een stoornis geen sprake geweest, dat zou de door de advocaat-generaal geëiste straf zeker in aanmerking zijn gekomen.
Het hof heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, vermeld op de dagvaarding in eerste aanleg, met uitzondering van feit 8.
Verdachte heeft bekend die feiten te hebben begaan.
De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 1)
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2233,49 ingesteld. De vordering bestaat uit een deel materiële schade (€ 1033,12) en een deel immateriële schade (€ 2000,00).
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,00.
De raadsman heeft aangevoerd dat uit zijn stukken niet blijkt dat de benadeelde partij immateriële schade heeft gevorderd. Het hof overweegt dat uit het proces-verbaal van de rechtbank Arnhem van 19 augustus 2005 blijkt dat deze benadeelde partij haar vordering ter terechtzitting heeft vermeerderd met een bedrag van € 1500,00 aan immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 2)
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3033,12 ingesteld. De vordering bestaat uit een deel materiële schade (€ 1033,12) en een deel immateriële schade (€ 2000,00).
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De raadsman heeft aangevoerd dat uit zijn stukken niet blijkt dat de benadeelde partij immateriële schade heeft gevorderd. Het hof overweegt dat uit het proces-verbaal van de rechtbank Arnhem van 19 augustus 2005 blijkt dat deze benadeelde partij haar vordering ter terechtzitting heeft vermeerderd met een bedrag van € 2000,00 aan immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 3)
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 5223,00 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
De vordering is naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 4)
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 750,00 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 6 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 5)
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2261,00 ingesteld. De vordering bestaat uit een deel materiele schade (€ 900,00) en een deel immateriële schade (€ 1361,00).
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1650,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 7 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 900,00 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 6)
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 750,00 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 8 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 7)
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 550,00 ingesteld. De vordering bestaat uit twee posten: vergoeding van het weggenomen kassageld ad € 400,00 en de vergoeding van de huur van een kamertje ad € 150,00 per maand.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 400,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 9 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 400,00 aan weggenomen kassageld. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 8)
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 203,00 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 10 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 primair, 7 primair, 8, 9, 10, 11, 12 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de aan (benadeelde partij 1) toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, (benadeelde partij 1) , te betalen een bedrag van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij, (benadeelde partij 1) , in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd (benadeelde partij 1) , een bedrag te betalen van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
de aan (benadeelde partij 2) toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, (benadeelde partij 2) , te betalen een bedrag van € 1.000,00 (duizend euro) met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij, (benadeelde partij 2) , in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd (benadeelde partij 2) , een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
de aan (benadeelde partij 3) toegebrachte schade
Verklaart de benadeelde partij, (benadeelde partij 3), in zijn vordering niet-ontvankelijk.
de aan (benadeelde partij 4) toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, (benadeelde partij 4), te betalen een bedrag van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd (benadeelde partij 4), een bedrag te betalen van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
de aan (benadeelde partij 5) toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, (benadeelde partij 5), te betalen een bedrag van € 1.650,00 (duizend zeshonderdvijftig euro) met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij, (benadeelde partij 5), in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd (benadeelde partij 5), een bedrag te betalen van €1.650,00 (duizend zeshonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 33 (drieëndertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
de aan (benadeelde partij 6) toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, (benadeelde partij 6), te betalen een bedrag van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd (benadeelde partij 6), een bedrag te betalen van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
de aan (benadeelde partij 7) toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, (benadeelde partij 7) , te betalen een bedrag van € 400,00 (vierhonderd euro).
Verklaart de benadeelde partij, (benadeelde partij 7) , in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd (benadeelde partij 7) , een bedrag te betalen van € 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
de aan (benadeelde partij 8) toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, (benadeelde partij 8) , te betalen een bedrag van € 203,00 (tweehonderddrie euro) met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd (benadeelde partij 8) , een bedrag te betalen van € 203,00 (tweehonderddrie euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr J.M.J. Denie, voorzitter,
mr G. Mintjes en mr A. van Waarden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr W. Kok, griffier,
en op 3 maart 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.