ECLI:NL:GHARN:2006:AV3151
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- A. van der Kwaak
- J. van den Brink
- M. van der Weij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake schuldsanering en deugdelijkheid van administratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van twee echtgenoten, appellanten, die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en een aanzienlijke schuldenlast hebben van € 177.108,45, waarvan het merendeel bestaat uit belastingschulden aan de belastingdienst. Deze schulden zijn ontstaan uit een niet deugdelijk gevoerde administratie van hun uitzendbureau, dat zij in 2000 hebben opgericht en dat in 2003 is ontbonden. De belastingdienst heeft een boekenonderzoek ingesteld, waaruit bleek dat het uitzendbureau in 2000 en 2001 onjuiste loonbetalingen heeft verantwoord, wat heeft geleid tot naheffingsaanslagen. Appellanten hebben geen bezwaar of protest ingediend tegen deze naheffingen, waardoor de belastingschulden vaststaan.
Het hof oordeelt dat appellanten niet te goeder trouw zijn ten aanzien van het ontstaan van deze schulden. De omstandigheid dat zij vertrouwden op hun boekhouder, die fouten zou hebben gemaakt, doet hieraan niet af. Volgens artikel 3:15i BW rust de verplichting tot het voeren van een deugdelijke administratie op de ondernemer zelf. Appellanten hadden zich moeten vergewissen van de correcte verwerking van hun administratie. De boekhouder had hen zelfs gewezen op de noodzaak van een verbeterde aangifte, wat zij hebben geweigerd. Bovendien heeft de FIOD vastgesteld dat appellanten privé-doeleinden hebben gediend met de loonbedragen, wat zij niet hebben weersproken.
Het hof concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het verzoek om schuldsanering zouden rechtvaardigen, en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 12 januari 2006, waarin het verzoek tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen. De uitspraak is gedaan op 23 februari 2006 door het Gerechtshof Arnhem, in aanwezigheid van de griffier.