ECLI:NL:GHARN:2006:AU9491

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-003035-05
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijke mishandeling na discotheekruzie met fatale gevolgen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 januari 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Arnhem. De verdachte, geboren in 1984, heeft na het verlaten van een discotheek, na het gebruik van alcohol, ruzie gezocht met een voorbijganger die hem per ongeluk had aangeraakt. Dit leidde tot een vechtpartij waarbij de verdachte het slachtoffer, die zijn vriend te hulp kwam, meerdere keren met kracht tegen het hoofd heeft geslagen. Het slachtoffer overleed als gevolg van een scheur in een basale hersenslagader, veroorzaakt door het geweld van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte bewust de confrontatie heeft gezocht, wat resulteerde in de fatale afloop voor het slachtoffer. De verdachte had eerder al veroordelingen voor geweldsdelicten en het hof oordeelde dat hij de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 7.656,41 werd toegewezen. Het hof legde de verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan trainingen.

Uitspraak

Parketnummer: 21-003035-05
Uitspraak d.d.: 4 januari 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 3 juni 2005 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen te Zutphen.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 december 2005 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de wijziging van de tenlastelegging bijlage IIb)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De raadsman heeft het woord gevoerd overeenkomstig de aan het hof overgelegde pleitnota en heeft betoogd -voorzover thans nog van belang- dat verdachte ter zake van het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, daar niet bewezen kan worden dat het verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen, en met name de door de rechtbank gebezigde verklaringen, op essentiële onderdelen dusdanig tegenstrijdig zijn dat deze een bewezenverklaring niet kunnen ondersteunen. De getuigenverklaringen zouden niet uitsluiten dat een ander dan verdachte de fatale klap aan het slachtoffer heeft gegeven.
Het hof is van oordeel dat de door en namens verdachte bepleite vrijspraken worden weersproken door de bewijsmiddelen, zoals deze later (nader) in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die van de op de terechtzitting van het hof weergegeven lezing van verdachte afwijkende bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof baseert wat betreft de gang van zaken op 21 november 2004 zijn oordeel (mede) op grond van de volgende bewijsmiddelen:
De verklaring van verdachte (dossierpagina 143 en verder) -zakelijk weergegeven-:
(...)
Er kwam toen een jongen op een bromfiets langs rijden tegen wie ik een bepaalde opmerking maakte. Die jongen stopte en stapte van zijn bromfiets. Ik hoorde dat hij zei ga toch naar huis of zoiets. Ik liep op die jongen af waarop die jongen een gebaar maakte waarop ik hem een duw gaf. Gelijk hierna kreeg ik van een andere jongen, waar die jongen vandaan kwam weet ik niet, een klap op mijn linkeroog. Ik ben gelijk met die jongen verder gegaan. Dat wil zeggen dat wij elkaar een paar klappen hebben gegeven.
(...)
De verklaring van[getuige 1](dossierpagina 98 en verder) -zakelijk weergegeven-:
(...)
Ik heb toen de bromscooter gestart en[getuige 2]stapte bij mij achterop.
Daarna reed ik in de richting van de uitgang.[slachtoffer] pakte mij bij mijn arm en ik trok hem op die manier [slachtoffer] mee. Op zeker moment liet [slachtoffer] mij los. [slachtoffer] fietste toen voor mij uit in de richting van de slagboom. Rechts van ons stond een behoorlijke rij taxi's.
Ik zag dat [slachtoffer] in het voorbij gaan met zijn rechterschouder per ongeluk tegen het lichaam van een jongen die daar stond kwam. Ik passeerde die jongen ook. Ik hoorde dat die jongen wat schreeuwde. Ik keek achterom. [slachtoffer] was op dat moment voor mij.
Wij zijn gestopt. Ik zag dat die jongen op mij af kwam lopen. Ik ben afgestapt en die jongen ging recht voor mij staan. Ik vroeg hem wat er nou aan de hand was. Hij zei toen iets in de geest van: wat moet je nou. Direct daarna gaf die jongen mij een duw. Ik vloog door de duw een meter of twee naar achteren. Ik ben naar hem toegelopen en ik heb die jongen ook een duw gegeven. Die jongen gaf mij toen een vuistslag op mijn hoofd. Ik heb direct terug geslagen. [slachtoffer] en [getuige 2] waren op dat moment achter mij.
Die jongen die voor mij stond had wat langer haar.
Ik herinner mij nog dat die jongen voor mij stond en dat achter hem een aantal jongens uit stapten. Ik zag dat er vier jongens totaal op mij hebben in geslagen. Ik kan mij ook herinneren dat een van die jongens mij stevig om mijn nek pakte en er toen door anderen op mij werd geslagen. Ik kon mij in een uiterste krachtsinspanning losrukken en heb daarbij geschreeuwd. In mijn ooghoek heb ik even [slachtoffer] voorbij zien komen. [slachtoffer] is mij ongetwijfeld te hulp geschoten. Ik zag dat [slachtoffer] een grote buil op zijn voorhoofd had, waar bloed uit kwam. Die buil zat rechts op zijn voorhoofd.
(...)
De verklaring van[getuige 2] (dossierpagina 103 en verder) -zakelijk weergegeven-:
(...)
Ik herinner mij nog dat op het moment dat wij naar huis wilden en langs de taxi's reden we bij de laatste taxi die jongen zagen lopen. In deze taxi zaten al 3 jongens achterin en de jongen die [slachtoffer] raakte liep naar deze taxi om in te stappen.
Toen die jongen, lang, blank, met lang half blond haar, begon te schelden reed [slachtoffer] voor ons en [getuige 1] stopte toen als eerste om te vragen wat er aan de hand was. Kort hierna gaf die jongen [getuige 1] een duw waarop ze met elkaar begonnen te duwen en te trekken en daarna vielen er gelijk ook klappen. [slachtoffer] was op dat moment al iets verder gereden en kwam ook terug lopen. Ook zag ik dat de 3 jongens die eerst in de taxi zaten uitgestapt waren en ook in de richting van [getuige 1], en de jongen met wie hij aan het vechten was, liepen. Kennelijk had [slachtoffer] dat ook gezien en wilde hij [getuige 1] komen helpen. Op een gegeven moment was het vier jongens tegen [getuige 1] waarop [slachtoffer] [getuige 1] weer hielp. De lange jongen die als eerste met [getuige 1] begon te vechten, had [getuige 1] op een gegeven moment om zijn nek vast. Deze jongen liet [getuige 1] los en liep op [slachtoffer] af. De 3 jongens uit de taxi begonnen zich toen met [getuige 1] te bemoeien. Op datzelfde moment liep die lange jongen naar [slachtoffer]. Bijna op hetzelfde moment stopten de jongens en liepen terug naar de taxi. Toen de jongens terug liepen zag ik [slachtoffer] op de grond liggen.
(...)
De verklaring van [getuige 3] (dossierpagina 125 en verder) -zakelijk weergegeven-:
(...)
Ik stond als een na laatste taxi in de rij. Ik ben op zeker moment uitgestapt, net als een paar collega's en heb daar wat staan praten. Kort daarop kwam er een grijze Mercedes aan rijden van taxi Van de Broek. De chauffeur bleef in de taxi zitten. Even later hoorde ik heel veel geschreeuw. Ik zag dat er vervolgens geslagen en getrapt werd. Ik zag een jongen met een sjaal om en een witte blouse aan. Die jongen begon toen iemand enorm hard te slaan. Ik zag dat daar ook een meisje bij stond met blond haar. Ik hoorde haar onder meer gillen: 'Doe normaal'. Op dat moment zag ik dat die jongen met die witte blouse en die sjaal naar een jongen toe liep en die een ongelooflijk harde klap tegen zijn hoofd gaf. Ik zag die jongen die de klap kreeg toen vallen en bleef liggen. Die jongen met die witte blouse zou ik wel kunnen herkennen. Die jongen gooide ook nog een andere jongen tegen de taxi van Van den Broek aan.
(...)
De verklaring van [getuige 4] (dossierpagina 107 en verder) -zakelijk weergegeven-:
(...)
Op een gegeven moment zag ik dat een jongen met half lang haar met [slachtoffer] bezig was en dat zij buiten de groep stonden. Ik zag dat die Jongen met dat half lange haar [slachtoffer] toen 2 à 3 klappen heeft gegeven. Ik zag dat de laatste klap fataal was en dat [slachtoffer] eerst iets door zijn knieën zakte en toen achterover viel. Hij liep gelijk weg naar[getuige 1]. Intussen waren de andere jongens uit de taxi met [getuige 1] aan het vechten.
Ik weet heel zeker dat die jongen met het half lange haar de enige geweest is die [slachtoffer] heeft geslagen.
(...)
De verklaring van [getuige 5] (dossierpagina 116 en verder) -zakelijk weergegeven-:
(...)
Met name die jongen met dat half lange haar was heel agressief en heeft de meeste klappen uitgedeeld. Ik heb gezien dat hij die jongen een enorme vuistslag gaf en dat die jongen toen gelijk in elkaar zakte.
(...)
De verklaring van [getuige 5] (dossierpagina 118 en verder) -zakelijk weergegeven-:
Ik heb bewust het meest op deze jongen gelet omdat hij het meest agressief was. [slachtoffer] kreeg eerst een paar duwen en daarna, ik denk twee klappen. Na de tweede klap zag ik dat [slachtoffer] in elkaar zakte en op de grond viel. [slachtoffer] bleef gelijk liggen.
(...)
Het hof stelt op grond van vorenstaande bewijsmiddelen de navolgende gang van zaken vast.
Verdachte is op 21 november 2005 op [getuige 1] afgelopen en is in eerste instantie met hem in gevecht geraakt. De vrienden van verdachte zagen dat, zijn uit de taxi gestapt en op verdachte en[getuige 1] afgelopen.
Het latere slachtoffer,[slachtoffer], die kort tevoren op zijn fiets voor zijn vriend [getuige 1] uit reed, was inmiddels ook gestopt en is naar zijn vriend toegelopen. Verdachte en zijn vrienden hadden zich inmiddels al vechtend met [getuige 1] in de richting van de rij taxi's bewogen.
Verdachte heeft [getuige 1] in het gevecht stevig om de nek gepakt. Op een gegeven moment heeft [getuige 1] zich uit de greep van verdachte los kunnen maken en is hij in gevecht geraakt met de vrienden van verdachte. Dat was ook het moment dat [slachtoffer] hem te hulp schoot. Verdachte heeft zijn agressie toen op hem gericht. Hij heeft[slachtoffer] eerst weggeduwd, waardoor ze buiten de groep met [getuige 1] kwamen te staan. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer] één of meermalen hard tegen zijn hoofd geslagen/gestompt, waarna deze in elkaar zakte.
Deze gang van zaken laat geen ruimte over voor de veronderstelling dat een ander of anderen dan verdachte de fatale klap aan [slachtoffer]heeft of hebben gegeven.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
De raadsman heeft nog betoogd dat -indien het hof bewezen acht dat verdachte geweld tegen [slachtoffer] heeft gebruikt- verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde, daar verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De getuigen [getuige 4], [getuige 3] en [getuige 5] hebben verklaard dat verdachte het slachtoffer een of meer harde klappen heeft gegeven. Uit het sectierapport is gebleken dat het slachtoffer is overleden ten gevolge van hersenfunctieverlies en weefselschade door verscheuring van een basale hersenslagader. Aangezien geen ziekelijke afwijking van de vaatwand werd waargenomen, is het zeer waarschijnlijk dat het vaatletsel is ontstaan als gevolg van geweldsinwerking.
Het hof is van oordeel dat het toedienen van een (vuist-)slag tegen het gezicht/hoofd gemakkelijk kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel .
Verdachte heeft door te handelen zoals hieronder is bewezenverklaard bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer [slachtoffer] zou toebrengen.
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van openlijk geweld met zwaar lichamelijk letsel (-in dat geval een kaakfractuur-) als gevolg van een vuistslag. Verdachte kende dus ten tijde van het bewezenverklaarde handelen het mogelijk gevolg daarvan voor het slachtoffer.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat, nu de zich in het dossier bevindende bewijs openlaat dat een ander of anderen het slachtoffer (ook) hebben geslagen, de mogelijkheid blijft bestaan dat de dood van [slachtoffer] niet het gevolg is geweest van de door verdachte begane geweldshandelingen.
Het hof is van oordeel dat, zoals hiervoor is overwogen, de feitelijke gang van zaken geen ruimte open laat voor de veronderstelling dat een ander dan verdachte de fatale klap aan [slachtoffer] heeft gegeven. Het verweer wordt op die grond verworpen.
Het hof heeft vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] tegen het hoofd/gezicht heeft geslagen en dat deze direct daarna in elkaar is gezakt. Beiden bevonden zich op dat moment buiten de groep van de andere vechtenden. Hiermee is het causale verband tussen het slaan/stompen door verdachte en de dood van [slachtoffer] gegeven.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 november 2004 te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door opzettelijk met kracht tegen het hoofd/gezicht te stompen, te slaan, terwijl het feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf
Zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbend.
Strafbaarheid van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte en diens strafbaarheid zijn twee rapporten uitgebracht, te weten een rapport Pro Justitia van[psycholoog], klinisch psycholoog, gedateerd 14 mei 2005 en een rapport Pro Justitia van[psychiater] psychiater, gedateerd 14 mei 2005.
De psycholoog [psycholoog] komt onder meer tot de conclusie dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het hem telastegelegde feit sprake was aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, en dat het feit -indien bewezen- hem slechts in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De psychiater [psychiater] komt onder meer tot de conclusie dat er bij verdachte ten tijde van het plegen van het hem tenlastegelegde feit geen sprake is geweest van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling, en dat het feit -indien bewezen- volledig aan verdachte kan worden toegerekend.
Zowel de advocaat-generaal als de verdediging hebben te kennen gegeven in te stemmen met de conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit -indien bewezen- volledig toerekeningsvatbaar was.
Het hof komt -op grond van de stukken uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting- tot de conclusie dat verdachte tijdens het plegen van het feit volledig toerekeningsvatbaar is geweest.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht, anders dan de advocaat-generaal en de verdediging, na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte zich, zonder enige aanleiding van betekenis, schuldig heeft gemaakt aan een zeer ernstige vorm van zware mishandeling.
Verdachte heeft bij het verlaten van een discotheek en na het gebruik van alcohol met een voorbijganger, die fietsend in het voorbijgaan verdachtes schouder had geraakt, en diens vriend ruzie gezocht. Verdachte is op een van hen afgelopen met de bedoeling om verhaal te halen. Hij is vervolgens met hem gaan vechten.
Verdachte heeft [slachtoffer], die zijn vriend te hulp kwam, één of meer keer met kracht tegen het hoofd geslagen, tengevolge waarvan een scheur in een basale hersenslagader is ontstaan en het slachtoffer is komen te overlijden.
Aldus handelend heeft verdachte bewust de confrontatie gezocht met uiteindelijk fataal gevolg voor het slachtoffer. Zijn optreden heeft ernstige gevoelens van onrust en afschuw in de samenleving opgeroepen. Tevens draagt een dergelijk feit naar het oordeel van het hof in hoge mate bij tot gevoelens van onrust en onveiligheid bij het uitgaand publiek.
Het verlies van een dierbare betekent voor de nabestaanden, familie en vrienden een immens en diep verdriet, welke gevoelens nog worden versterkt door de gewelddadige wijze waarop het nog jonge slachtoffer het leven heeft verloren.
Blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie is verdachte reeds eerder veroordeeld ter zake van mishandeling, het plegen van openlijk geweld en het plegen van openlijk geweld met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Deze veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden om opnieuw de confrontatie te zoeken en zijn toevlucht te nemen tot geweld.
Het hof heeft in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte.
Gelet op het vorenstaande acht het hof de door de rechtbank opgelegde straf passend en geboden en zal het hof verdachte tot die straf veroordelen. Het hof acht, hoewel het om een zeer ernstig feit gaat, geen termen aanwezig om tot een hogere straf te komen.
Het hof ziet, evenals de rechtbank in verdachtes persoonlijke omstandigheden aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte
zich zal stellen onder reclasseringstoezicht, ook als dit zal inhouden het volgen van een
dader-slachtoffer leerproject, agressieregulatietraining en/of training op het gebied van de gevolgen na alcoholgebruik.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 7.656,41 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte en zijn raadsman hebben de door de benadeelde partij ingediende vordering niet betwist of weersproken.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding ter zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Arnhem en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, ook indien dit zal inhouden het volgen van een dader-slachtoffer leertraject, een agressieregulatietraining en/of een training op het gebied van alcoholgebruik, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte.
Geeft deze instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De aan [benadeelde partij] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 7.656,41 (zevenduizend zeshonderdzesenvijftig euro en eenenveertig cent).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van € 7.656,41 (zevenduizend zeshonderdzesenvijftig euro en eenenveertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 153 (honderddrieënvijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr P.R. Wery, voorzitter,
mr M.H.M. Boekhorst Carrillo en mr D.J. Dee, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr J.H.D. van Onna, griffier,
en op 4 januari 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
- 9 - 21-003035-05