ECLI:NL:GHARN:2005:BG6061
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- M. Ruys
- J. Mintjes
- A. Harteveld
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van aanvullend verzoek in hoger beroep en schadevergoeding aan gewezen verdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 18 maart 2005 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beschikking van de rechtbank Utrecht van 1 juli 2004. Het hoger beroep was ingesteld naar aanleiding van een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, waarbij appellant een schadevergoeding vroeg. Tijdens de behandeling van het hoger beroep werd vastgesteld dat een door appellant ondertekend exemplaar van het aanvullend verzoek pas tijdens de zitting was overhandigd. Dit verzuim werd niet gedekt door de verschijning van appellant zelf, zoals eerder door de Hoge Raad is geoordeeld. Het hof oordeelde dat het ter zitting overgelegde exemplaar van het verzoek onvoldoende was om het verzuim te compenseren, waardoor appellant niet-ontvankelijk werd verklaard in het aanvullende verzoek.
Het hof heeft tevens de beschikking van de rechtbank vernietigd en een schadevergoeding van € 1.540,- toegekend aan appellant, waarbij het hof de kosten van rechtsbijstand heeft beoordeeld. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking en toewijzing van een schadevergoeding, maar het hof heeft de kosten voor het overige afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van tijdige indiening van verzoekschriften en de gevolgen van verzuimen in het proces.
De uitspraak is gedaan door de rechters M. Ruys, J. Mintjes en A. Harteveld, in tegenwoordigheid van griffier Berendsen. De zaak toont aan hoe belangrijk het is om aan de procesregels te voldoen, vooral in strafzaken waar de rechten van de verdachte gewaarborgd moeten worden.