ECLI:NL:GHARN:2005:AV0995
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- P.C. Vegter
- J.M.J. Denie
- J.W.P. Verheugt
- Rechtspraak.nl
Vordering tot uitstel van vervroegde invrijheidstelling in verband met geweldsdelicten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 31 oktober 2005 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie te Rotterdam tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde was op 7 november 2004 aangehouden op verdenking van geweldsdelicten en was op 27 juni 2005 door de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf voor mishandeling, met aftrek van de tijd in verzekering en bewaring. De vordering van de officier van justitie was gebaseerd op het feit dat de veroordeelde zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf zeer ernstig had misdragen door zich schuldig te maken aan nieuwe geweldsdelicten. Het hof oordeelde dat de vordering tot uitstel van de vervroegde invrijheidstelling alleen kan worden toegewezen indien er sprake is van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Het hof concludeerde dat de mishandeling waarvoor de veroordeelde was veroordeeld, niet als een zeer ernstige misdraging kon worden aangemerkt, omdat dit strafbare feit niet valt onder de misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Daarom werd de vordering van de officier van justitie afgewezen. Het hof heeft hierbij de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen, met name artikel 15a, eerste lid, aanhef en sub b en c.