ECLI:NL:GHARN:2005:AU4258

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04-00893
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf van omzetbelasting na zoekraken van facturen door de Belastingdienst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 9 september 2005 uitspraak gedaan over een verzoek tot teruggaaf van omzetbelasting door belanghebbende, die een bedrag van € 1.711,01 had aangevraagd. De inspecteur van de Belastingdienst had echter slechts € 1.363,00 goedgekeurd en de teruggaaf van het resterende bedrag van € 348,01 geweigerd. Dit bedrag betrof posten die in het ingediende formulier als 'gereserveerd voor de administratie' waren gemarkeerd. De inspecteur weigerde de aftrek omdat hij van mening was dat er geen sprake was van aan belanghebbende verrichte leveringen en diensten die in het kader van haar onderneming waren gebezigd. Hij voerde ook aan dat niet aannemelijk was gemaakt dat de goederen naar Suriname waren geëxporteerd en verwees naar de aftrekbeperking van artikel 15, vijfde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968.

Het hof oordeelde dat, hoewel de inspecteur de aftrek had geweigerd, de omstandigheden van de zaak, waaronder het zoekraken van de facturen door de Belastingdienst, in het voordeel van belanghebbende moesten worden uitgelegd. Het hof stelde vast dat de facturen naar een onjuist adres waren verzonden en daardoor niet meer beschikbaar waren. Ondanks enige twijfel over de omstreden posten, concludeerde het hof dat belanghebbende het voordeel van de twijfel verdiende, gezien haar toelichting dat zij actief was in Suriname en goederen had aangeschaft voor haar onderneming.

Het hof besloot dat de teruggaaf van € 331,96 alsnog verleend moest worden, waarbij het bedrag van € 348,01 minus € 16,05 voor de uitgesloten verstrekkingen in aanmerking werd genomen. De kosten van de procedure werden vastgesteld op € 322, en de Staat werd aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moest vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, drs. S. Darwinkel.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
zevende enkelvoudige belastingkamer
nummer 04/00893
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst te P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : omzetbelasting voor het jaar 2002
nummer : 0.B.01.2500
mondelinge behandeling : op 26 augustus 2005 te Arnhem
waarbij verschenen : De gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur
gronden:
1. Na sluiting van het onderzoek op 26 augustus 2005 zijn van de zijde van belanghebbende nog enkele stukken aan het hof gefaxt. Het hof heeft hierin geen aanleiding gevonden het onderzoek te heropenen. Bedoelde brief met bijlage behoort niet tot de gedingstukken.
2. Belanghebbende heeft verzocht om teruggaaf van € 1.711,01 aan omzetbelasting. De inspecteur heeft daarvan € 1.363 toegekend en teruggaaf van het verschil (€ 348,01) geweigerd. Het bedrag van € 348,01 heeft betrekking op de posten waarbij in het door belanghebbende ingediende formulier dat als bijlage 1 bij het verweerschrift is gevoegd in de kolom ‘gereserveerd voor de administratie’ een streepje is gezet (hierna: de omstreden posten).
3. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) - voor zover hier van belang - brengt de ondernemer de belasting in aftrek die hem door andere ondernemers in rekening is gebracht ter zake van door hen aan de ondernemer verrichte leveringen en diensten voor zover de goederen en diensten door de ondernemer worden gebezigd in het kader van zijn onderneming.
4. De inspecteur heeft aftrek van de belasting voor zover die betrekking heeft op de omstreden posten geweigerd omdat naar zijn mening geen sprake is van aan belanghebbende verrichte leveringen en diensten die gebezigd zijn in het kader van haar ondernemer. Voorts voert de inspecteur aan dat niet aannemelijk is gemaakt dat de goederen zijn geëxporteerd naar Suriname en wijst de inspecteur op de aftrekbeperking van artikel 15, vijfde lid, van de Wet.
5. Voor zover de omstreden posten betrekking hebben op het verstrekken van spijzen en dranken voor gebruik ter plaatse binnen het kader van een horeca- of aanverwant bedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden, is aftrek van de belasting reeds op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Wet uitgesloten. Uit de pleitnota van belanghebbende in samenhang met het onder 2. gemelde formulier maakt het hof op de geweigerde aftrek voor een bedrag van € 16,05 betrekking heeft op verstrekkingen als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van de Wet. De gevraagde aftrek is derhalve in zoverre reeds hierom terecht geweigerd.
6. Normaliter zou de vraag of de omstreden posten betrekking hebben op goederen en diensten die aan belanghebbende in rekening zijn gebracht en door belanghebbende worden gebezigd in het kader van haar onderneming in de eerste plaats worden beoordeeld aan de hand van de aan haar uitgereikte facturen. In de onderhavige zaak is beoordeling aan de hand van facturen echter niet mogelijk nu die facturen, nadat die door de Belastingdienst zijn beoordeeld, naar een onjuist adres zijn verzonden en er voor dit geding van moet worden uitgegaan dat zij niet meer voorhanden zijn.
7. Hoewel enige twijfel blijft bestaan kan gelet op belanghebbendes toelichting ter zitting, zij heeft er onder meer op gewezen dat zij actief is in het oerwoud van Suriname en in verband daarmee onder andere schoeisel, vismateriaal en kleding heeft aangeschaft, niet worden uitgesloten dat de omstreden posten inderdaad – zoals belanghebbende stelt – betrekking hebben op aan haar in rekening gebrachte bedragen voor in het kader van haar onderneming gebezigde goederen.
8. Nu het toezenden van de facturen aan een onjuist adres en daarmee het zoekraken daarvan aan de Belastingdienst moet worden toegerekend verdient belanghebbende het voordeel van de twijfel.
9. Voor dit geding moet er derhalve van worden uitgegaan dat de omstreden posten – behoudens voor zover het betreft de onder 5 bedoelde verstrekkingen – aan belanghebbende in rekening zijn gebracht ter zake van door haar in het kader van haar onderneming gebezigde goederen.
10. De gevraagde teruggaaf dient derhalve voor een bedrag van (€ 348,01 - € 16,05) € 331,96 alsnog te worden verleend waarbij niet van belang is of de goederen ook zijn geëxporteerd.
Kosten:
Nu belanghebbende zelf ter zitting niet is verschenen maar zich daar heeft laten vertegenwoordigen door een gemachtigde en die gemachtigde overigens geen handelingen heeft verricht als bedoeld in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, zijn de kosten overeenkomstig dat besluit te berekenen op € 322. Het hof vindt geen grond op de voet van artikel 2, derde lid van het Besluit een hogere kostenvergoeding toe te kennen. Met name de omstandigheid dat belanghebbende er voor gekozen heeft gebruik te maken van een gemachtigde die in Suriname woonachtig zou zijn, geeft daartoe geen aanleiding.
Beslissing:
Het gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- verleent teruggaaf van € 331,96 aan belasting;
- gelast de Staat aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht van € 273 te vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 322 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Aldus gedaan op 9 september 2005 door mr.drs. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(S. Darwinkel) (F.J.P.M. Haas)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.