ECLI:NL:GHARN:2005:AU2498

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
6 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2005/383
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Hilverda
  • S. Smeeïng-Van Hees
  • A. van der Weij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling voor een in het buitenland verblijvende schuldenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 6 juni 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling voor de appellant D, die in het buitenland verblijft. Het hof behandelt het hoger beroep dat D heeft ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 12 april 2005, waarin zijn verzoek tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling was afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat D's verblijf in het buitenland de uitvoering van de schuldsaneringsregeling bemoeilijkt, maar het hof oordeelt anders.

D heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn verblijf in het buitenland geen belemmering vormt voor de uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Hij heeft voldoende inzicht verschaft in zijn financiële situatie en is bereikbaar voor de bewindvoerder. Het hof overweegt dat het niet vereist is dat de schuldenaar zich voortdurend in Nederland bevindt om de schuldsaneringsregeling toe te passen. D heeft zijn financiële situatie verduidelijkt door onder andere zijn inkomen en de aflossingscapaciteit aan te tonen.

Het hof heeft vastgesteld dat D zijn geleasde auto heeft ingeleverd, waardoor zijn maandlasten zijn verlaagd en er meer ruimte is voor aflossingen. Ook heeft D verklaard dat er geen achterstanden zijn in zijn belastingbetalingen. De communicatie tussen D en zijn bewindvoerder is verbeterd, en het hof ziet geen reden om aan te nemen dat D zijn verplichtingen niet zal nakomen. Gezien deze omstandigheden oordeelt het hof dat er geen gegronde vrees bestaat dat D zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet zal nakomen.

Daarom vernietigt het hof het vonnis van de rechtbank en verklaart de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing op D, waarmee het hof de weg opent voor D om zijn schulden te saneren, ondanks zijn verblijf in het buitenland.

Uitspraak

6 juni 2005
eerste civiele kamer
rekestnummer 2005/383
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
D,
wonende te ,
appellant,
procureur: mr. A.O.C.A. van Schravendijk.
1 Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 februari 2005 is de voorlopige toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van appellant (hierna te noemen: D). Hierbij is tot rechter-commissaris benoemd mr. I.M. Blaauw en tot bewindvoerder mr. M.W.G. Versendaal.
1.2 Bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 12 april 2005 is het verzoek van D tot definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen.
Het hof verwijst naar laatstgenoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 20 april 2005 per fax en op 21 april 2005 per gewone post ingekomen verzoekschrift is D in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 12 april 2005 en heeft hij het hof verzocht dit vonnis te vernietigen en alsnog het verzoek om toepassing van de definitieve schuldsaneringsregeling toe te wijzen.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende stukken, alsmede van een brief van de procureur van D met bijlagen en een brief van de bewindvoerder van 13 mei 2005 met bijlagen, waarin deze onder meer aangeeft niet tijdens de mondelinge behandeling te zullen verschijnen.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 mei 2005, waarbij Dis verschenen in persoon, bijgestaan door zijn procureur. Voorts is verschenen de heer S, werkgever van D.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
3.2 D kan zich niet verenigen met het vonnis waarvan beroep. Hiertoe stelt hij dat geen gegronde vrees bestaat dat hij de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zal nakomen.
3.3 Dienaangaande betwist D dat voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling het niet vereist is dat hij zich in Nederland bevindt. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat zijn verblijf in het buitenland de uitvoering van de schuldsaneringsregeling bemoeilijkt, enerzijds doordat de postblokkade niet kan worden ingesteld, anderzijds omdat de communicatie tussen de bewindvoerder en de schuldenaar wordt bemoeilijkt. Voor toelating tot de schuldsaneringsregeling is het naar het oordeel van het hof echter niet vereist dat de schuldenaar zich steeds in Nederland dient te bevinden. Niet alleen stelt D dat hij voor de bewindvoerder bereikbaar is via zijn in Nederland wonende vriendin dan wel per mobiele telefoon en/of email. Het hof acht het bovendien redelijk dat D ervoor gekozen heeft een arbeidscontract aan te gaan waarbij hij zijn werkzaamheden in het buitenland dient te verrichten aangezien hij onbetwist heeft gesteld dat hij mede gezien zijn leeftijd gedurende een lange periode in Nederland niet in staat is geweest inkomsten uit arbeid te verwerven als zelfstandig ondernemer dan wel anderszins. De werkgever van D heeft ter zitting van het hof gemeld dat verlenging van het arbeidscontract te verwachten is evenals tewerkstelling in Nederland en dat hij bijzonder tevreden is over de arbeidsinzet van D.
3.4 D heeft de geleasde Mercedes Vito op 20 april 2005 ingeleverd, waardoor een schuld is ontstaan van (vooralsnog) € 11.080,05 aan Mercedes Benz Leasing, aldus het crediteurenoverzicht van de bewindvoerder van 11 mei 2005. De daarmee verbandhoudende hoge maandelijkse lasten zijn sindsdien vervallen. Hierdoor kan een hoger bedrag beschikbaar komen voor de aflossing op de bestaande schulden. Voorts blijkt uit het door de bewindvoerder bij brief van 13 mei 2005 overgelegde rekening-courant overzicht van de Fortis Bank van 22 maart 2005 en het overzicht van de bewindvoerder van de boedelrekening van 11 mei 2005 dat de werkgever het salaris van D van maart en april 2005 (€ 1.231,48 netto) rechtstreeks stort op de boedelrekening. Blijkens het laatste overzicht heeft de bewindvoerder het vrij te laten bedrag voor D inmiddels (voorlopig) vastgesteld op € 621,75 per maand. Anders dan in eerste aanleg op basis van de destijds beschikbare informatie terecht aangenomen veronderstelling dat nauwelijks enig bedrag ter aflossing van de schulden zou resteren, blijkt thans dat daarvoor een fiks bedrag per maand beschikbaar is.
3.5 D heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat hij de jaarstukken van zijn eenmanszaak tot en met het jaar 2003 aan de bewindvoerder ter inzage heeft overgelegd. Volgens de verklaring van D zijn de jaarstukken van de eenmanszaak over 2004 nog niet gereed en is dienaangaande uitstel gevraagd bij de belastingdienst. In 2004 zou overigens geen winst zijn gemaakt in de eenmanszaak, aldus de verklaring van D. Verder heeft D tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat er geen achterstanden bestaan in de betalingen aan de belastingdienst zodat geen fiscale vorderingen, vorderingen in verband met afdracht van sociale verzekeringspremies of BTW aanslagen te verwachten zijn. Gelet op het voorgaande acht het hof het dan ook voldoende aannemelijk gemaakt dat D hans voldoende inzicht heeft verschaft in de administratie van zijn eenmanszaak.
3.6 Ten aanzien van de door de bewindvoerder genoemde schuld van D aan Yachting Sirius B.V. heeft D verklaard dat hij ervan uit is gegaan dat er geen schuld aan deze verhuurder van het door D gehuurde gedeelte van een jachthaven bestond, omdat de verhuurder daarvan zich niet heeft gehouden aan allerlei verplichtingen. D heeft in november 2004 een huurovereenkomst gesloten met Yachting Sirius. De huur daarvan bedroeg ongeveer € 10.000,- per maand. Volgens de verklaring van D zou de verhuurder nog inzicht verschaffen in de boekhouding en het klantenbestand van de jachthaven. Daarnaast zou een zogenaamde “schone grond verklaring” aan D worden verstrekt en zou een woning per november 2004 beschikbaar komen. Nu, ook na herhaald verzoek van D, voormelde verplichtingen niet werden nagekomen, heeft D op advies van een advocaat in februari 2005 per aangetekende brief voormelde huurovereenkomst opgezegd in de veronderstelling door de tekortkomingen van de verhuurder geen huurpenningen meer verschuldigd te zijn. Eerst later stuurde de verhuurder een factuur naar hem en de bewindvoerder. In dit verband acht het hof het niet onbegrijpelijk dat D voormelde schuld van € 36.176,- (huur november 2004 – februari 2005) aanvankelijk niet bij zijn schuldenlast heeft vermeld.
3.7 Uit de stukken en de verklaringen tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de communicatie tussen D en de bewindvoerder niet goed is verlopen. D heeft aangegeven dat hij zich zal inspannen communicatiestoornissen met de bewindvoerder te vermijden en deze alle noodzakelijke informatie te verstrekken. Het hof ziet, mede gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, onvoldoende aanleiding om daaraan te twijfelen.
3.8 Gelet op alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is het hof van oordeel dat thans onvoldoende aannemelijk is dat gegronde vrees bestaat dat D zijn uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zal nakomen. Het hof is dan ook van oordeel dat het hoger beroep slaagt. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en er zal als volgt worden beslist.
4 De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 12 april 2005 en, opnieuw rechtdoende:
verklaart de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing ten aanzien van D.
Dit arrest is gewezen door mrs. Hilverda, Smeeïng-Van Hees en Van der Weij en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2005.