ECLI:NL:GHARN:2005:AT9444

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
12 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2001/700
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de ontbinding van een maatschapsovereenkomst en proceskostenveroordeling

In deze zaak gaat het om de nasleep van de ontbinding van een maatschapsovereenkomst tussen de partijen. De appellant, Ross Advocaten, heeft op 23 mei 2001 hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank te Arnhem van 22 februari 2001. Echter, de appèldagvaarding is één dag te laat betekend, wat heeft geleid tot complicaties in de procedure. Ross heeft de zaak niet zelf bij het hof aangebracht, maar dit is op verzoek van de geïntimeerde alsnog gedaan. De geïntimeerde beoogt een proceskostenveroordeling en een ontslag van instantie op basis van artikel 127 Rv. Ross verzet zich hiertegen, stellende dat de kosten aan de zijde van de geïntimeerde nodeloos zijn gemaakt en dat een proceskostenveroordeling niet mogelijk is omdat de zaak niet door de appellant is ingeschreven.

Het hof oordeelt dat het procesrecht van toepassing is zoals dat gold vóór 1 januari 2002, gezien de datum van de appèldagvaarding. De vordering van de geïntimeerde tot ontslag van instantie wordt afgewezen, omdat het hof niet kan toekomen aan deze vordering. Het hoger beroep is te laat ingesteld, waardoor Ross niet-ontvankelijk wordt verklaard. Tevens wordt de vordering van de geïntimeerde om Ross te veroordelen in de kosten afgewezen, omdat de geïntimeerde op de hoogte was van de te late appèldagvaarding en derhalve geen kosten had hoeven maken. Het hof concludeert dat de geïntimeerde in de kosten van het hoger beroep moet worden veroordeeld, aangezien hij in het ongelijk is gesteld.

In de beslissing verklaart het hof Ross niet-ontvankelijk in het hoger beroep en veroordeelt de geïntimeerde in de kosten van het hoger beroep, begroot op € 447,- voor salaris van de procureur en € 215,55 voor griffierecht.

Uitspraak

12 juli 2005
derde civiele kamer
rolnummer 01/700
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
de maatschap Ross Advocaten,
gevestigd te Zevenaar,
appellante,
procureur: mr A.J.B. Ross,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
procureur: mr W.J.G.M. van den Broek.
1 Het geding in eerste aanleg
De rechtbank te Arnhem heeft op 22 februari 2001 vonnis gewezen in het geschil tussen appellante (hierna te noemen: Ross) als eiseres en geïntimeerde (hierna te noemen: [geïntimeerde]) als gedaagde. Afschrift van dit vonnis, naar de inhoud waarvan wordt verwezen, is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij exploit van 23 mei 2001 is Ross in hoger beroep gekomen van voormeld vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] voor de zitting van dit hof van 4 september 2001.
2.2 Ross heeft de zaak niet aangebracht bij het hof, waarop (de toenmalige procureur van) [geïntimeerde] bij brief van 30 augustus 2001 de griffier heeft verzocht de appèldagvaarding te doen inschrijven voor de rolzitting van 4 september 2001. Aldus is geschied.
2.3 Bij akte van 18 september 2001 heeft Ross enkele opmerkingen gemaakt.
2.4 Bij antwoordakte van 5 april 2005 heeft [geïntimeerde] gereageerd.
2.5 Vervolgens heeft [geïntimeerde] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft Ross arrest gevraagd op één dossier.
3 De beoordeling van het geschil in hoger beroep
3.1 De onderhavige zaak betreft de nasleep van de afwikkeling van de ontbinding van de tussen partijen bestaand hebbende maatschapsovereenkomst. De appèldagvaarding tegen het vonnis van 22 februari 2001 is één dag te laat betekend. Ross heeft de zaak niet aangebracht bij het hof. Dat is vervolgens alsnog geschied op verzoek van [geïntimeerde]. Deze beoogt daarmee, zo blijkt uit de meer dan vier jaar later genomen antwoordakte, een proceskosten-veroordeling te verkrijgen alsmede een ontslag van instantie op de voet van artikel 127 Rv. Ross verzet zich daartegen omdat eventuele kosten aan de zijde van [geïntimeerde] nodeloos zijn gemaakt en omdat een proceskostenveroordeling niet mogelijk is indien duidelijk is dat de zaak door appellant niet wordt ingeschreven.
3.2 Op de onderhavige zaak is het procesrecht van toepassing zoals dat gold vóór 1 januari 2002, nu de appèldagvaarding is uitgebracht op 23 mei 2001.
3.3 De vordering tot het verlenen van ontslag van instantie wordt afgewezen, omdat het hof daaraan niet kan toekomen. Het hoger beroep is immers te laat ingesteld, zodat Ross niet-ontvankelijk is.
3.4 De vordering van [geïntimeerde] om Ross te veroordelen in de kosten wordt eveneens afgewezen. Eventuele kosten aan de zijde van [geïntimeerde] zijn nodeloos gemaakt. [geïntimeerde] was ervan op de hoogte dat de appèldagvaarding te laat was uitgebracht en tevens dat Ross de zaak om die reden niet zou aanbrengen. Er was derhalve geen enkele reden voor [geïntimeerde] om de zaak zelf aan te brengen. Op het moment van ontvangst van de appèldagvaarding had hij nog geen kosten van een appèlprocedure gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. In plaats van de zaak te laten rusten en het dossier te sluiten, heeft hij juist Ross genoopt extra kosten te maken in de vorm van griffierechten en kosten van de akte.
3.5 Nu het geschilpunt in deze appèlprocedure slechts de gevorderde veroordeling van Ross in de kosten van het hoger beroep betreft en [geïntimeerde] te dezer zake in het ongelijk is gesteld, moet [geïntimeerde] worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep sedert het aanbrengen van de zaak.
Beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart Ross niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank te Arnhem van 22 februari 2001;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Ross begroot op € 447,- voor salaris van de procureur en op € 215,55 voor griffierecht.
Dit arrest is gewezen door mrs Van Loo, De Boer en Tjittes en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 12 juli 2005.