ECLI:NL:GHARN:2005:AT8603

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
30 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-004036-04
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Vegter
  • mrs. Verheugt
  • mr. Koksma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot 7 jaar gevangenisstraf voor grootschalige heroïne-export naar Groot-Brittannië

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 30 juni 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerder vonnis van de rechtbank te Arnhem. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar voor het medeplegen van de grootschalige export van heroïne naar Groot-Brittannië. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van heroïnehandel, waarbij de verdachte betrokken was bij de invoer en uitvoer van aanzienlijke hoeveelheden heroïne, in totaal meer dan 100 kilogram, in de periode van 30 oktober 2001 tot en met 12 maart 2002. De verdachte handelde in vereniging met anderen en was betrokken bij een criminele organisatie die zich richtte op de handel in harddrugs. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de bestemming van de heroïne en dat hij opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De rechtbank had eerder de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft deze vrijspraak niet overgenomen voor de bewezenverklaarde feiten. Het hof heeft de ernst van de feiten en de maatschappelijke gevolgen van de drugshandel in aanmerking genomen bij de strafoplegging. De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in de schadelijke gevolgen van zijn handelen, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdachte heeft in hoger beroep geen rechtsmiddel ingesteld tegen de vrijspraak van andere feiten, waardoor het hof zich enkel heeft gericht op de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 21-004036-04
Uitspraak d.d.: 30 juni 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 29 juni 2004 in de strafzaak tegen
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder bekende woonplaats hier ten lande,
[detentieplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 26 oktober 2004, 13 december 2004, 19 januari 2005, 24 mei 2005 en 16 juni 2005 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft vastgesteld dat de zaak op 11 maart 2005 in een andere samenstelling pro forma is behandeld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte heeft ter terechtzitting opgegeven dat hij geen rechtsmiddel heeft willen instellen tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij hij ter zake van het onder 2 en 9 tenlastegelegde werd vrijgesproken, zodat het hof verstaat dat het hoger beroep van verdachte uitsluitend is gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte ter zake van het onder 1 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair en 10 tenlastegelegde werd veroordeeld.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen nu het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Rechtsmacht
Verdachte wordt met betrekking tot het onder 10 tenlastegelegde feit verweten dat hij in de periode van 1 juni 2001 tot en met 5 april 2002 in Nederland en/of Groot-Brittannië en/of in Turkije heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Het hof heeft geconstateerd dat verdachte niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
In artikel 2 tot en met 8 van het Wetboek van Strafrecht is geregeld in welke gevallen de Nederlandse overheid rechtsmacht heeft. Uit deze artikelen kan niet worden afgeleid dat, nu verdachte niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit, de Nederlandse overheid rechtsmacht heeft wat betreft deelname aan een criminele organisatie door verdachte in Groot-Brittannië of Turkije. Nu deze rechtsmacht ontbreekt, had het Nederlands Openbaar Ministerie geen recht om een strafvervolging in te stellen voor zover het de deelname aan de criminele organisatie in genoemde landen betreft. Het hof verklaart het Openbaar Ministerie voor dit gedeelte niet-ontvankelijk. Voor het overige is het Openbaar Ministerie ontvankelijk.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank ter terechtzitting van 17 december 2002 toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
(zaakdossier 3)
hij op of omstreeks 11 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 30 oktober 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Britanie en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 15 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 30 oktober 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 en/of artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 15 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die hoeveelheid heroïne in Nederland ingevoerd en of uit Nederland (naar Groot-Brittannië) uitgevoerd;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 11 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 30 oktober 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 15 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
(zaakdossier 4)
hij op of omstreeks 15 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 10 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 33 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 10 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 en/of artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 33 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die hoeveelheid heroïne in Nederland ingevoerd en/of uit Nederland (naar Groot-Brittannië) uitgevoerd;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 15 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 10 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 33 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
(zaakdossier 5)
hij op of omstreeks 17 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 16 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 18 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 16 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een op meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 en/of artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 18 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die hoeveelheid heroïne in Nederland ingevoerd en/of uit Nederland (naar Groot-Brittannië) uitgevoerd;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 17 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 16 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 18 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
(zaakdossier 6)
hij op of omstreeks 23 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 18 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 9 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 18 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 en/of artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 9 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die hoeveelheid heroïne in Nederland ingevoerd en/of uit Nederland naar Groot-Brittannië) uitgevoerd;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 23 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 18 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 9 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6.
(zaakdossier 7)
hij op of omstreeks 11 december 2001, althans in of omstreeks de periode van 1 december 2001 tot en met 11 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 11 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 december 2001, althans in of omstreeks de periode van 1 december 2001 tot en met 11 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 en/of artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 11 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die hoeveelheid heroïne in Nederland ingevoerd en/of uit Nederland (naar Groot-Brittannië) uitgevoerd;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 11 december 2001, althans in of omstreeks de periode van 1 december 2001 tot en met 11 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 11 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
7.
(zaakdossier 8)
hij op of omstreeks 12 januari 2002, althans in of omstreeks de periode van 18 december 2001 tot en met 12 januari 2002 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittanie) heeft gebracht ongeveer 13,5 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 7 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 12 januari 2002, althans in of omstreeks de periode van 18 december 2001 tot en met 12 januari 2002 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 en/of artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 13,5 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die hoeveelheid heroïne in Nederland ingevoerd en/of uit Nederland (naar Groot-Brittannië) uitgevoerd;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 12 januari 2002, althans in of omstreeks de periode van 18 december 2001 tot en met 12 januari 2002 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 13,5 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
8.
(zaakdossier 10)
hij op of omstreeks 12 maart 2002, althans in of omstreeks de periode van 6 februari 2002 tot en met 12 maart 2002 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittanie en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 10 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 8 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 12 maart 2002, althans in of omstreeks de periode van 6 februari 2002 tot en met 12 maart 2002 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 en/of artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 10 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die hoeveelheid heroïne in Nederland ingevoerd en/of uit Nederland (naar Groot-Brittannië) uitgevoerd;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 12 maart 2002, althans in of omstreeks de periode van 6 februari 2002 tot en met 12 maart 2002 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 10 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
10.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2001 tot en met 5 april 2002 op een of meer plaatsen in Nederland en/of in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie (bestaande uit [A], [B], [C], [D], [E], [F], [G], [H], [I] en/of [J] en/of een of meer anderen), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (-in het bijzonder naar Groot-Brittannië-) brengen van (aanzienlijke) hoeveelheden heroïne, althans het plegen van misdrijven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 3 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 4 primair, 5 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair en 10 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 30 oktober 2001 tot en met 4 december 2001 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 15 kilogram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij in de periode van 16 november 2001 tot en met 4 december 2001 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 18 kilogram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
hij in de periode van 18 november 2001 tot en met 4 december 2001 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 9 kilogram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6.
hij in de periode van 1 december 2001 tot en met 11 december 2001 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 11 kilogram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
7.
hij in de periode van 18 december 2001 tot en met 12 januari 2002 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 13,5 kilogram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
8.
hij in de periode van 6 februari 2002 tot en met 12 maart 2002 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 10 kilogram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
10.
hij in de periode van 1 juni 2001 tot en met 5 april 2002 in Nederland, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie (bestaande uit [A], [B], [E], [H], [I], en [J]), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (- in het bijzonder naar Groot-Brittannië -) brengen van (aanzienlijke) hoeveelheden heroïne.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Nadere overweging met betrekking tot het onder 1 primair, 4 primair, 5 primair, 6 primair, 7 primair en 8 primair bewezenverklaarde
Namens verdachte is door de raadsman in hoger beroep overeenkomstig de door hem ter terechtzitting overgelegde pleitnotitie betoogd dat verdachte geen opzet heeft gehad op de uitvoer van heroïne naar Groot-Brittannië, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
[A] verklaarde op 2 mei 2002 tegenover verbalisanten, zakelijk weergegeven (dossierpagina 006199 e.v.):
Ik zal nu verklaren omtrent de groep mensen die zorgen voor de invoer van heroïne en andere verdovende middelen vanuit Nederland naar Engeland. Het betreft een grote georganiseerde drugsbende. Ik was een bemiddelaar die in opdracht van de groep van [T] (het hof begrijpt: [T]) zorgde voor contact met leveranciers van heroïne. Degenen die de heroïne leverden, waren Turken. De leveranciers die ik ken, waren [B] (het hof begrijpt: [B]) en de broers [E] en [verdachte] (het hof begrijpt: [E] en [verdachte]). Die hadden op hun beurt ook weer leveranciers. Een leverancier van [verdachte] wordt “de dikke” genoemd. Dat is een jonge man van ongeveer 32 jaar. Ik heb gezien dat die man met grote zakken geld naar [I] (het hof begrijpt: [I]) ging om te wisselen. Ik heb gezien dat ze twee keer binnen een week 700.000 Engelse pond hebben gewisseld bij [I]. Ik heb ook van de broer van [verdachte], genaamd [E], een of twee keer heroïne betrokken.
[R] had tot taak om de financiële kant van de transactie te regelen. Hij moest het geld dat op een andere manier naar Nederland werd gebracht, afgeven aan degene die de heroïne leverden. Hij zorgde verder dat de heroïne van de leveranciers bij degene terechtkwam die het verder transporteerde naar Engeland. In Engeland zorgde hij voor de verkoop van de heroïne aan de afnemers. [T] had de leiding over zo’n traject. [T] benaderde tussenpersonen zoals ik om te zorgen dat er heroïne kwam. Na terugkoppeling dat er een partij beschikbaar was, zorgde hij dat bijvoorbeeld [R] overkwam naar Nederland om de transactie verder af te werken.
Uit de stukken van het onderzoek leidt het hof af dat verdachte al op 11 november 2001 – de dag waarop de eerste tenlastegelegde heroïnedeal werd afgewikkeld – wist dat de door hem te leveren heroïne bestemd was voor een Engelsman. Dit volgt onder meer uit de navolgende tapgesprekken:
Tapgesprek van 3 november 2001 te 14:06:09 uur, dossierpagina 000864, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[A] belt uit met [verdachte]. Na wederzijdse begroeting zegt [A]: “De papieren zijn Engels, is dat geen probleem?” [verdachte] zegt: “Geen probleem, oke dan.”
Einde gesprek.
Tapgesprek van 11 november 2001 te 16:19:53 uur, dossierpagina 001152, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[A] belt uit met [verdachte]. [Verdachte] zegt dat hij de man niet te pakken kan krijgen. [A] zegt dat die man gisteren heeft gezegd van dat het vandaag 2 uur zou zijn en nu is het half vijf. [Verdachte] zegt dat [A] de man ook ontmoet heeft en dat die man gezworen heeft dat hij zal komen en hij zal als hij het heeft even bellen en zeggen: “Ik heb het.” Dan zullen we naar de plek komen die jij zegt en aan ons doorgeeft. [A] zegt dat de Engelse man zegt dat het nog tien minuten doorgaat en dat de Engelse man dan zal vertrekken. Hij geeft ons nog tien minuten. [Verdachte] zegt: “Ik kan hem niet bereiken, wat kan ik dan nog doen, ik kan hem niet doden. Hang even op, dan zal ik hem nog een keer bellen.” [A] zegt: “Oke.”
Tapgesprek van 11 november 2001 te 16:23:21 uur, dossierpagina 001154, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[A] belt uit met [verdachte]. [Verdachte] zegt dat hij de vriend heeft gesproken en dat over vijf minuten de vriend bij hem zal zijn. Dan moet jij zeggen waar jij bent en dan zal de jongen naar jou komen. [A] zegt dat hij aan de kant van [verdachte] is. [A] zegt dat de man niet wil wachten. [A] zegt dat de jongen niet meer wil wachten en dat deze ook niet vijf minuten wil wachten. [A] zegt dat hij aan die kant zit en dat de man niet wil wachten. [A] zegt: “ik heb nooit op deze manier gewerkt, eerst gisteren en nu dit.” [Verdachte] zegt: “Ik heb vanochtend de vriend naar jou toegebracht om te laten zeggen en te beloven dat het vandaag zal gebeuren, maar als die man niet wil wachten dan moet hij maar niet meer wachten, want ik kan zelf ook niets meer doen.
[A] zegt: “Dit kan niet, want de auto die zal niet meer wachten, want die auto zit hier al drie dagen te wachten, die wacht niet meer.” [Verdachte] zegt dat als hij komt dan komt hij anders niet, maar hij heeft gebeld dat hij met vijf minuten hier zal zijn. [A] zegt dat zijn vrouw problemen zal maken en dat hij de kinderen had beloofd om te komen. [Verdachte] zegt: “Wacht even, ik bel hem weer op dan bel ik jou weer.”
(tijdens het gesprek hoor je Engels op de achtergrond).
[A] verklaart over de tapgesprekken tegenover de politie op 17 juni 2002, zakelijk weergegeven (dossierpagina 000611):
Tapgesprek 10-11-2001 te 17.01 uur TT61
U laat mij bovengenoemd gesprek horen. Dit is een gesprek tussen mij en [verdachte]. Ik geef aan [verdachte] aan dat het geld gewisseld is. Er is echter niets gewisseld. Ik had gewoon Engels geld.
Tapgesprek 11-11-2001 te 16.23 uur TT61
U laat mij bovengenoemd gesprek horen. Dit is een gesprek tussen mij en [verdachte]. De auto die staat te wachten is aan het wachten op heroïne.
Tapgesprek 11-11-2001 te 18.28 uur TT61
U laat mij bovengenoemd gesprek horen. Dit is een gesprek tussen mij en [verdachte]. We hebben een gesprek over geld. Er is voor 14 kilo heroïne geld gegeven, terwijl er 15 kilo heroïne is geleverd.
De verdachte verklaarde ter terechtzitting in hoger beroep op 19 januari 2005 onder meer, zakelijk weergegeven:
Ik heb in de periode van 30 oktober 2001 tot en met 4 december 2001 telefoongesprekken gevoerd over een partij van ongeveer 15 kilogram heroïne. U leest mij een telefoongesprek voor van 11 november 2001 te 18:28 uur, dossierpagina 00117. Er wordt onder meer gesproken over een auto met 15.000. Daarmee wordt bedoeld 15 kilogram heroïne. Achteraf bleek dat er te weinig voor de heroïne was betaald. [A] vertelde mij dat het door de koers van het Engelse pond kwam.
De getuige [A] verklaarde op 19 januari 2005 ter terechtzitting in hoger beroep als volgt, zakelijk weergegeven:
In de woning van [verdachte] is wel eens over geld gesproken. Ik heb in de woning van [verdachte] een tas met Engelse en Schotse ponden aanwezig gehad. Op die dag sprak ik [I] in de woning van [verdachte]. Ik leerde [verdachte] kennen via [E]. De grote jongens zijn de Engelsen. Soms zei [verdachte] tegen mij dat ik wel kon betalen in Engelse ponden. [I] leerde ik kennen op een avond toen ik ponden nodig had. Ik weet niet meer of ik [I] via [E] of [verdachte] ontmoette. U vraagt mij of ik [verdachte] het geld voor de heroïne gaf. Ja, maar iemand anders kwam het geld ophalen. U houdt mij een gesprek voor van 22 november 2001, 21:56:12 uur, dossierpagina 001939 e.v. Op de achtergrond van dit gesprek zegt [verdachte] iets over 20.000. Ik sprak veel met [I] over het wisselen van geld. Dit gesprek gaat daar ook over. Ik heb verschillende keren heroïne bij [verdachte] gehaald.
Uit het hierboven genoemde tapgesprek van 22 november 2001 te 21:56:12 uur, dossierpagina 001939 e.v. leidt het hof af dat verdachte aanwezig is geweest bij onderhandelingen over de koers van het Engelse pond ten behoeve van de levering van heroïne.
De verdachte verklaarde ter terechtzitting in hoger beroep op 19 januari 2005 onder meer, zakelijk weergegeven:
In de periode van 18 december 2001 tot en met 12 januari 2002 ben ik betrokken geweest bij een heroïnedeal van ongeveer 13,5 kilogram. [A] kwam naar mijn woning en had een tas bij zich. [I] was ook aanwezig. Hij sprak met [A] over het wisselen van geld. Er is in mijn woning gesproken over de financiële kant van de heroïnetransactie.
Uit een tapgesprek van 1 december 2001 te 20:25:57, dossierpagina 002022 e.v. leidt het hof af dat verdachte zich die avond samen met [K], tussenpersoon [A] en de Engelse heroïneafnemer [T] in een auto bevond, waarbij de boodschappen tussen [T] en [verdachte] door [A] over en weer van het Turks naar het Engels werden vertaald. Met name uit de volgende passage van voornoemd tapgesprek kan blijken dat gesproken wordt over de voorbereiding van een heroïnedeal tussen [verdachte] en de Engelsman [T]:
[verdachte]: Gaan we met de andere praten; ga jij iets kopen?
[A] naar [T] (het hof begrijpt: [T]) in het Engels: Hij vraagt of jij deze week wil kopen, want hij gaat nu ook met zijn mensen ook praten.
[T] (in het Engels): Welke mensen? Ik weet niet hoeveel, ik weet niet hoeveel stuks men zou willen hebben.
[A] (in het Engels): Maar wat denk je?
[T] (in het Engels): Dat zal afhankelijk zijn van het geld.
[A] (in het Engels): Twintig, vijftig?
[T] (in het Engels): Misschien meer, misschien minder. Misschien vijftig. Kan ook vijftien zijn, ik weet het niet. Het is afhankelijk van het geld. Er moet ook naar gekeken worden, voor het hoofd.
[A] (in het Turks naar [verdachte]): Hij zegt geef een stuk. Blijkt mooi (te zijn), dan kan hij zeggen hoeveel er nodig is.
[verdachte]: Dat is goed.
[A]: Geef mij een stukje
[verdachte]: Ik zal dat aan junkie geven.
[verdachte]: Is goed.
[A]: Dan weet ik hoeveel.
[A]: zegt in het Engels kennelijk tegen [T] dat hij een stukje aan een junk wil geven, dan rookt hij het en dan zal [T] exact weten het nummer.
Klaarblijkelijk wordt door tussenpersoon [A] in opdracht van de Engelsman [T] een afspraak gemaakt met [verdachte] om een monster te leveren dat door een persoon die wordt aangeduid als ‘junkie’ zal worden getest.
[A] verklaart hierover op 18 april 2002 tegenover de politie, zakelijk weergegeven (dossierpagina 002019 e.v.):
Begin december 2001 heb ik bemiddeld bij de uitvoer 14 kilo heroïne. Van de kant van de Engelsen bleef constant de vraag naar partijen heroïne. [T] belde mij op om te vragen of ik een partij heroïne kon regelen. [verdachte] bood mij een partij aan. [T] wilde zeker weten dat deze heroïne van een andere partij was dan de vorige. Ik heb vervolgens van [verdachte] een monster gekregen. Ik heb die afgegeven aan een Engelsman.
In het bijzonder de omstandigheden – voortvloeiend uit de bewijsmiddelen – dat:
- er telkens grote hoeveelheden heroïne werden verhandeld;
- de betaling van de heroïne veelal in Engelse ponden werd gedaan;
- verdachte blijkens het telefoongesprek van 11 november 2001 te 16:19:53 uur voorafgaande aan de eerste heroïnetransactie al op de hoogte was dat de door hem te leveren harddrugs bestemd waren voor een Engelsman;
- er in aanwezigheid van de verdachte informatie werd ingewonnen over de koers van het Engelse pond;
- er in de woning van verdachte in zijn aanwezigheid een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen [A] en geldwisselaar [I];
- er een ontmoeting tussen de verdachte en de Engelsman [T] heeft plaatsgevonden, waarbij [A] als tussenpersoon en vertaler optrad,
maken – in onderling verband en samenhang bezien – dat verdachte moet hebben geweten, althans willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat de door hem geleverde heroïne telkens bestemd was voor uitvoer naar Groot-Brittannië.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 primair, 4 primair, 5 primair, 6 primair, 7 primair en 8 primair bewezenverklaarde:
telkens:
Medeplegen van:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
ten aanzien van het onder 10 bewezenverklaarde:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat verdachte – overeenkomstig de strafoplegging van de rechtbank – wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het navolgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan handelingen die er feitelijk toe strekken de handel – waaronder de uitvoer naar Groot-Brittannië – van aanzienlijke hoeveelheden heroïne te faciliteren. Verdachte is als leverancier van deze verdovende middelen opgetreden. Gelet op de grote hoeveelheden heroïne die verdachte in een kort tijdsbestek van enkele maanden heeft afgeleverd, misstaat de term “groothandelaar” hem niet. Door in georganiseerd verband mee te werken aan de instandhouding van de internationale handel in harddrugs, heeft verdachte de ernstige gevolgen van zijn gedragingen voor de samenleving voor lief genomen.
De internationale illegale handel in harddrugs leidt niet alleen tot een ontwrichting van het beleid dat in de betrokken landen wordt gevoerd om het drugsgebruik te reguleren, maar heeft bovenal een negatieve uitwerking op de reeds bestaande maatschappelijke problematiek die is verbonden aan de handel in en het gebruik van verdovende middelen. Drugsgebruik schaadt de volksgezondheid en wordt zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van criminaliteit en overlast. Handelingen die mede tot doel hebben illegaal drugs op de markt te brengen dienen daarom streng te worden bestraft. Hoewel de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep gevoelens van spijt heeft geuit, heeft hij geen moment blijk gegeven zich ervan bewust te zijn welke schadelijke gevolgen een dergelijke handel met zich brengt.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op een de verdachte betreffend uittreksel justitieel documentatieregister van de centrale justitiële documentatie, gedateerd 2 juni 2005, waaruit blijkt dat verdachte op niet eerder is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 7 december 2004.
Het hof acht niet aannemelijk dat de verdachte een bepalende stem heeft gehad in de organisatie van de in- en uitvoer van heroïne. Ten gunste van verdachte heeft het hof verder van gewicht geacht dat verdachte in hoger beroep in zekere mate openheid van zaken heeft gegeven. Een en ander vormt grond om een lagere straf op te leggen dan door de advocaat-generaal gevorderd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2(oud) en 10(oud) van de Opiumwet en de artikelen 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Verstaat, dat het door verdachte ingestelde rechtsmiddel niet is gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte terzake van het onder 2 en 9 tenlastegelegde werd vrijgesproken.
Vernietigt het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk ten aanzien van het onder 10 tenlastegelegde, voor zover het de deelname aan een criminele organisatie in Groot-Brittannië en Turkije betreft
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 4 primair, 5 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair en 10 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr Vegter, voorzitter,
mrs Verheugt en Koksma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Beaujean, griffier,
en op 30 juni 2005 ter openbare terechtzitting uitgesproken.