ECLI:NL:GHARN:2005:AT2057

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
16 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04-01152
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van de Inspecteur inzake de aftrek van hypotheekrente en interne compensatie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 16 maart 2005, staat de vraag centraal of de Inspecteur van de Belastingdienst zich kan beroepen op interne compensatie met betrekking tot de te veel in aftrek gebrachte hypotheekrente door belanghebbende, [X]. De zaak betreft de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1992. De belanghebbende had een te hoge aftrek van hypotheekrente van ƒ 89.525 opgegeven, terwijl de Inspecteur stelde dat de werkelijke betaalde hypotheekrente niet meer dan ƒ 71.550 bedroeg. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2005 in Arnhem was de belanghebbende niet verschenen, ondanks dat hij overeenkomstig de wet was opgeroepen. Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende geen conclusie na verwijzing heeft ingediend, en dat er geen omstandigheden zijn gesteld die de toepassing van interne compensatie in de weg staan.

Het Hof oordeelt dat het belastbare inkomen van belanghebbende eerder te laag dan te hoog is vastgesteld, en dat de beslissing van de Inspecteur om interne compensatie toe te passen gerechtvaardigd is. De belanghebbende heeft geen bewijs geleverd dat hij meer hypotheekrente heeft betaald dan de door de Inspecteur geaccepteerde bedragen. Het Hof verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond, en er zijn geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. K. van der Leij, en de beslissing is op dezelfde datum verzonden aan de partijen.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
tweede meervoudige belastingkamer
nummer 04/01152 (Inkomstenbelasting)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/ [P] (hierna: de Inspecteur)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1992
nummer : [01.H26]
mondelinge behandeling : op 2 maart 2005 te Arnhem
waarbij verschenen : [de Inspecteur]
waarbij niet verschenen : belanghebbende, die overeenkomstig de wet is opgeroepen
gronden:
1. Bij arrest van 25 juni 2004, nr 38 997, BNB 2004/343, heeft de Hoge Raad der Nederlanden de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 6 november 2002, nr. 99/01918 vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar dit Hof.
2. Na verwijzing is in geschil of en in hoeverre de Inspecteur, die heeft gesteld dat belanghebbende bij het vaststellen van de aanslag over het onderhavige jaar een te hoge aftrek van hypotheekrente heeft genoten, zich kan beroepen op het leerstuk van de zogenoemde interne compensatie.
3. Belanghebbende heeft, hoewel daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, geen conclusie na verwijzing ingediend. Nu het tegendeel door belanghebbende niet is gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, acht het Hof, gelet op de brief van 7 mei 1993 van Nationale Nederlanden aan belanghebbende, niet aannemelijk dat belanghebbende in het jaar 1992 meer dan ƒ 71.550 aan hypotheekrente heeft betaald. Bij het vaststellen van de aanslag is echter ter zake van betaalde hypotheekrente een aftrek toegestaan van ƒ 89.525. De Inspecteur heeft zich in de onderhavige procedure voor het verschil beroepen op interne compensatie.
4. Het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft, in cassatie niet betwist, geoordeeld dat het belastbare inkomen moet worden verminderd wegens betaalde rente tot een bedrag van, in totaal, ƒ 12.827,44. Nu door belanghebbende geen omstandigheden zijn gesteld die aan toepassing van interne compensatie in de weg staan is het Hof, gelet op het hiervoor overwogene, van oordeel dat het belastbare inkomen van belanghebbende eerder te laag dan te hoog is vastgesteld en dat derhalve het beroep van belanghebbende ongegrond is.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
beslissing:
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan op 16 maart 2005 door mr. A. Hammerstein, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. R. den Ouden, raadsheren.
De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(K. van der Leij) (A. Hammerstein)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 maart 2005
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.