Parketnummer: 21-005137-03
Uitspraak d.d.: 15 maart 2005
TEGENSPRAAK
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 31 oktober 2003 in de strafzaak tegen
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 13 mei 2004, 22 september 2004 en 1 maart 2005 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich niet met het vonnis, waarvan beroep, zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de wijziging van de tenlastelegging bijlage IIb)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ten aanzien van feit 4
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het niet duidelijk is of de LCD-projector, als bedoeld in de tenlastelegging, door verdachte of door een ander aan [opkoper] is verkocht. Hij heeft aangevoerd dat [opkoper] veelvuldig goederen opkoopt. Volgens hem is niet te achterhalen welk goed waar vandaan komt. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde feit.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op 24 oktober 2002 is uit het congreshotel De Werelt te Lunteren een projectie-beamer gestolen. [Opkoper] heeft op 2 december 2002 tegenover de politie verklaard dat [verdachte], [mededader 1] en [mededader 2] zich bij hem in de woning hadden gemeld en dat zij een laptop en beamer bij zich hadden. Hij heeft de beamer en laptop gekocht, waarbij hij het geld aan [verdachte] gaf. In zijn verklaring geeft [opkoper] aan dat hij de beamer en de laptop die middag bij de politie heeft ingeleverd.
Uit de kennisgeving van inbeslagneming (pagina 671-672 van het dossier) volgt dat de door [opkoper] op 2 december 2002 ingeleverde beamer, merk sony, type VPL-X600E, aan het congreshotel De Werelt te Lunteren toebehoort. Zowel [mededader 2] als [mededader 1] heeft tegenover de politie verklaard aanwezig te zijn geweest bij de verkoop van de beamer aan [opkoper]. [Mededader 1] heeft aangegeven dat [opkoper] eerst het geld aan [verdachte] gaf.
Gelet op het bovenstaande is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat het de beamer van congreshotel De Werelt betreft die aan [opkoper] is verkocht en dat deze door verdachte samen met [mededader 2] en [mededader 1] is verkocht. Het verweer wordt verworpen.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij niet wist dat de LCD-projector (beamer) van diefstal afkomstig was. Hij heeft aangevoerd dat hij pas nadat de spullen waren verkocht van [mededader 1] had gehoord dat de goederen van een inbraak afkomstig waren.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Gelet op het feit dat de aangeboden projectie-beamer afkomstig was van de inbraak uit het congreshotel De Werelt te Lunteren en mede gezien de verklaring van [mededader 1] dat verdachte de beamer van iemand uit Ede had gekregen om te verkopen, de lage verkoopprijs en het feit dat het door [opkoper] betaalde bedrag eerst aan verdachte werd overhandigd, acht het hof bewezen dat verdachte wist dat de LCD-projector van diefstal afkomstig was. Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 5 en 6
De verdachte en de raadsman hebben betoogd dat niet verdachte, maar [mededader 1] betrokken is geweest bij het onder 6 tenlastegelegde feit, zijnde de overval op de Edah te Barneveld. Ter onderbouwing van deze stelling is het volgende aangevoerd:
[Mededader 1] zou aan verdachte hebben verteld dat hij de overval in Barneveld heeft gepleegd. Verdachte wordt door [mededader 1] bedreigd. Ten aanzien van het feit dat op 22 oktober 2002 de grijze Opel Astra met het kenteken [kenmerken] bij het pand van de Edah is gezien, wordt gesteld dat Soliman regelmatig spullen van verdachte leende, waaronder de grijze Opel Astra met het kenteken [XX-XX-XX]. Wat het op de sjaal aangetroffen DNA-materiaal dat overeenkomt met dat van verdachte betreft, heeft verdachte verklaard dat die sjaal waarschijnlijk toebehoort aan [mededader 1]. Verdachte zou wel eens de sjaal van [mededader 1] geleend hebben.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het navolgende is onder meer vast komen te staan:
- De gewapende overval op de Edah vond plaats op 25 oktober 2002. Op de camerabeelden is te zien dat twee mannen om 07.25 uur de achterzijde van de Edah binnengaan en om 07.32 uur de Edah weer verlaten.
- Verbalisanten hebben, kort nadat de daders de Edah verlieten, via camerabeelden een rode auto, een sedan model, waargenomen die vanachter de Edah vandaan komt, zijnde op de plaats waar de daders naartoe zijn gelopen.
- Kort voor de overval is in de nabijheid van de Edah een rode Opel Kadett gestolen. De eigenaar van de auto, [naam], heeft aangifte gedaan. Op 25 oktober 2002 om 07.00 uur hoorde de dochter van de eigenaar een startende auto. Aan het geluid hoorde zij dat het de auto van haar vader was, die voor het huis geparkeerd stond.
- Om 08.40 uur werd de gestolen auto aangetroffen in de [straatnaam] te Barneveld. In de auto werd een sjaal aangetroffen, welke niet van aangever bleek te zijn. Op deze sjaal is DNA-materiaal overeenkomstig met dat van verdachte aangetroffen.
- Op 22 oktober 2002 is een grijze Opel Astra met het kenteken [XX-XX-XX] of [XX-XX-XX] bij de achterzijde van de Edah gezien. Verdachte heeft verklaard in de grijze Opel Astra met het kenteken [kenteken] rijden. Mede gelet op de omstandigheid dat verdachte aanvankelijk heeft verklaard niet (regelmatig) van die auto gebruik te hebben gemaakt doch hierop in hoger beroep is teruggekomen, acht het hof niet aannemelijk dat [mededader 1] toen de auto van hem heeft geleend.
- Getuige [naam] heeft verklaard dat verdachte aan hem heeft verteld dat hij een overval wilde gaan plegen, dat hij dat 's morgens vroeg wilde gaan doen, eerst een keer wilde gaan kijken en -achteraf- dat de overval uiteindelijk in zeven minuten is uitgevoerd.
Op grond van het bovenstaande acht het hof de stelling van verdachte dat [mededader 1] doch niet hijzelf betrokken is geweest bij de overval op de Edah onaannemelijk. Dat verdachte door [mededader 1] bedreigd zou worden in verband met de onderhavige feiten, is niet aannemelijk geworden.
Op grond van de vaststelling dat, kort nadat de daders via de achterzijde de Edah hebben verlaten, een rode auto is waargenomen aan de achterzijde van de Edah en de omstandigheden dat zeer kort voor de overval een rode Opel Kadett is gestolen en dat deze auto ongeveer anderhalf uur later niet ver van de Edah is achtergelaten, komt het hof tot de conclusie dat de rode Opel Kadett klaarblijkelijk is gestolen om de gewapende overval op de Edah te plegen. Nu het hof tot een bewezenverklaring van het onder 6 tenlastegelegde feit zal komen, inhoudende dat verdachte samen met een ander de gewapende overval op de Edah heeft gepleegd, en de rode Opel Kadett met het oog daarop is gestolen, is ten aanzien van de diefstal van de Opel Kadett eveneens (tenminste) sprake van medeplegen.
Ten aanzien van feit 8
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van de voorgenomen ripdeal op [opkoper] geen wetenschap heeft gehad. Volgens hem ontbreekt een nauwe en volledige samenwerking. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 8 tenlastegelegde feit.
Het hof overweegt het volgende.
[Mededader 3] heeft tegenover de politie verklaard dat verdachte hem in een gesprek had medegedeeld dat ze [opkoper] zouden gaan bestelen. Op 27 november 2002 moest hij naar een parkeerplaats komen, alwaar hij met verdachte en [mededader 1] heeft gesproken. [Mededader 1] heeft tegenover de politie de verklaring afgelegd dat hij samen met verdachte en [mededader 3] het plan heeft gemaakt om [opkoper] met een vuurwapen te bedreigen en hem geld afhandig te maken. Zij zouden [opkoper] een aantrekkelijk aanbod doen met betrekking tot gestolen computers. Verdachte heeft tegenover de politie aangegeven dat [opkoper] op 27 november 2002 computers zou gaan kopen.
Op grond van het bovenstaande acht het hof de voor medeplegen vereiste mate van nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot de afpersing van [opkoper] aanwezig. Het hof verwerpt het gevoerde verweer.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 5 primair, 6, 7 subsidiair en 8 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Diefstal.
ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezenverklaard, telkens:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
ten aanzien van het onder 4 subsidiair en 7 subsidiair bewezenverklaarde, telkens:
Medeplegen van opzetheling.
ten aanzien van het onder 5 primair bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 8 bewezenverklaarde:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. De verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een zelfde gevangenisstraf als in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een fors aantal misdrijven, waaronder een gewapende overval en een afpersing, feiten die zo ernstig zijn en voor de direct betrokkenen en de samenleving zo verontrustend dat alleen een vrijheidsbenemende straf van lange duur in aanmerking komt.
Verdachte heeft samen met een ander in de vroege ochtend een overval op een supermarkt gepleegd. Om herkenning te voorkomen droegen zij bivakmutsen en zij hadden ieder een wapen bij zich, of iets wat daarop leek. Voorafgaande aan de overval hebben zij een auto gestolen. Twee werknemers waren in de supermarkt aanwezig. Zij moesten op de grond gaan liggen. Vervolgens werden zij onder bedreiging van een pistool gedwongen mee te gaan naar het kantoor, waar de kluis stond. Eén van de werknemers kreeg een flinke klap op de wang. Aangenomen kan worden dat de slachtoffers ernstig door het gebeurde zijn geschokt.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan afpersing. Hij heeft samen met anderen een persoon gedwongen geldbedragen en een mobiele telefoon af te geven. Verdachte en zijn mededader zijn er niet van teruggeschrokken geweld uit te oefenen en bedreigingen te uiten. Zij hebben onder meer die persoon met een pistool, dan wel met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, bedreigd en hem ook woordelijk bedreigd.
Naar de ervaring leert zullen de slachtoffers nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hun is overkomen.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een kopieermachine, toebehorende aan een basisschool. Ook heeft hij samen met anderen ingebroken in schoolgebouwen. Hierbij zijn onder meer een aantal computerkasten en een scanner weggenomen. Deze feiten zullen ergernis en overlast hebben veroorzaakt en hebben de scholen en de leerlingen benadeeld. Tenslotte heeft hij goederen, die van diefstal afkomstig waren, verkocht.
Bij de strafoplegging heeft het hof ten gunste van verdachte in aanmerking genomen dat verdachte langdurig in voorarrest heeft gezeten. Tevens heeft het hof rekening gehouden met het beperkte strafblad van verdachte.
Alle omstandigheden in aanmerking nemend acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren gerechtvaardigd.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het geldbedrag geheel of grotendeels door middel van het onder 8 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is verkregen.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
het in beslag genomen geldbedrag
De raadsman heeft ten aanzien van een gedeelte van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag, zijnde € 6.500,- betoogd dat dit gedeelte niet door een strafbaar feit is verkregen. Hij heeft aangevoerd dat verdachte dit bedrag heeft verkregen door de verkoop van een auto van zijn broer en heeft gewezen op de in het dossier bevindende brief van autodemontage bedrijf [naam], gedateerd 13 mei 2004.
Gelet op het feit dat in de overgelegde brief geen bijzonderheden van de transactie staan vermeld, zoals bijvoorbeeld een tijdsaanduiding en plaats, betrokken partijen, autotype/kenteken, de financiële afwikkeling en de rol die verdachte daarbij heeft gespeeld, acht het hof het niet aannemelijk dat een gedeelte van het op 29 november 2002 inbeslaggenomen geldbedrag afkomstig is van de verkoop van de auto.
De vordering van de benadeelde partij Rijn IJssel College
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 170.000,- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.640,29. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet tevens aanleiding ter zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij congreshotel De Werelt
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 9.048,- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu door het hof medeplegen van opzetheling bewezen is verklaard, is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 24c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 310, 311 (oud), 312 (oud), 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 5 primair, 6, 7 subsidiair en 8 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
het in beslag genomen geldbedrag
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven geldbedrag, te weten:
€10.000,-.
Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven geldbedrag, te weten:
€ 75,35.
de aan Rijn IJssel College toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, Rijn IJssel College, te betalen een bedrag van € 1.640,29 (duizend zeshonderdveertig euro en negenentwintig cent).
Verklaart de benadeelde partij, Rijn IJssel College, in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd Rijn IJssel College, een bedrag te betalen van € 273,38 (tweehonderddriëenzeventig euro en achtendertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
de aan congreshotel De Werelt toegebrachte schade
Verklaart de benadeelde partij, congreshotel De Werelt, in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door
mr Lensing, voorzitter,
mrs Coster van Voorhout en Wery, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Van Ek, griffier,
en op 15 maart 2005 ter openbare terechtzitting uitgesproken.