ECLI:NL:GHARN:2005:AS5210

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-01070
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van studiekosten voor een vliegbrevet door een exportmanager

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 januari 2005 uitspraak gedaan in een belastingkwestie betreffende de aftrekbaarheid van studiekosten door een exportmanager. De belanghebbende, geboren op 2 mei 1950 en werkzaam als exportmanager bij [B], had in 2000 kosten gemaakt voor een nieuwe vliegopleiding met als doel beroepsvlieger/vlieginstructeur te worden. Deze kosten, ter hoogte van ƒ 26.785,-, had hij in zijn aangifte inkomstenbelasting als buitengewone lasten opgevoerd. De Inspecteur van de Belastingdienst weigerde echter deze kosten in aftrek toe te laten, wat leidde tot een geschil.

Het Gerechtshof heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gemaakte kosten voor de opleiding zijn gedaan met het oog op een verbetering van zijn maatschappelijke of financieel-economische positie. De Inspecteur stelde dat de belanghebbende onvoldoende bewijs had geleverd van de noodzaak en de haalbaarheid van de opleiding, en dat hij niet van plan was zijn huidige baan op te geven voor een functie als vlieginstructeur. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet kon aantonen dat hij na het afronden van de opleiding de verworven kennis productief kon maken.

De beslissing van het Hof was dat het beroep ongegrond werd verklaard, en er werden geen kosten aan de Inspecteur opgelegd. De belanghebbende had de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak werd openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier, mr. K. van der Leij, en de beslissing werd op dezelfde datum vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
achtste enkelvoudige belastingkamer
nummer 03/01070 (Inkomstenbelasting)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren [P], hierna: de Inspecteur)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000
nummer : [01.H06]
mondelinge behandeling : op 5 januari 2005 te Arnhem
waarbij verschenen : [de Inspecteur]
Belanghebbende, bijgestaan door [A]
gronden:
1. Belanghebbende is geboren op 2 mei 1950 en is ongehuwd. Hij is als exportmanager werkzaam bij [B]. Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar een brutoloon genoten van ƒ 75.371,-. Belanghebbende is sinds 1982 in het bezit van zijn vliegbrevet. In 2000 is belanghebbende begonnen met een nieuwe vliegopleiding (hierna: de opleiding) ten einde beroepsvlieger/vlieginstructeur te worden. De hiermee verband houdende, in 2000 door belanghebbende gemaakte, kosten hebben betrekking op theoretische opleidingen en vlieginstructies in kleine, één- en tweemotorige vliegtuigen.
2. Belanghebbende heeft voor het jaar 2000 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen van ƒ 53.008,-. In die aangifte heeft hij de met de opleiding verband houdende kosten tot een bedrag van ƒ 26.785,- (ƒ 27.585 minus het drempelbedrag) als buitengewone last ter zake van een opleiding voor een beroep in aftrek gebracht.
3. De Inspecteur heeft voornoemde uitgaven niet in aftrek toegelaten en het belastbare inkomen vastgesteld op ƒ 79.793,-.
4. Het geschil betreft de vraag of de Inspecteur terecht voornoemde uitgaven niet als buitengewone lasten in aftrek heeft toegelaten.
5. De Inspecteur is van mening dat de door belanghebbende in aftrek gebrachte uitgaven niet als buitengewone lasten aftrekbaar zijn, omdat niet aannemelijk is dat belanghebbende de opleiding volgt met het oog op een verbetering van zijn maatschappelijke of financieel-economische positie. Voorts heeft de Inspecteur aangevoerd dat belanghebbende slechts een bedrag van ƒ 19.835,44 aannemelijk heeft gemaakt via facturen, nota’s en betalingsbewijzen. Ten slotte heeft de Inspecteur verzocht om, indien belanghebbende in het gelijk wordt gesteld, toepassing van interne compensatie.
6. Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij de opleiding volgt ten einde in de toekomst, na een eventueel ontslag dan wel pensionering, de mogelijkheid te hebben een inkomen te verwerven als vlieginstructeur.
7. Als uitgaven ter zake van opleiding of studie voor een beroep in de zin van artikel 46, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 kunnen worden aangemerkt uitgaven die worden gedaan voor een opleiding of studie die iemand onderneemt ter verbetering van zijn maatschappelijke positie. Belanghebbende heeft voorafgaand aan zijn opleiding geen onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om een opleiding als de onderhavige te gelde te maken. Omtrent de mogelijkheden die hij, als dan vermoedelijk 55-jarige, heeft om het beroep van commercieel vliegenier of instructeur uit te oefenen, heeft hij geen concrete gegevens overgelegd, bijvoorbeeld met betrekking tot de ontwikkelingen van de arbeidsmarkt en de te realiseren beloningen. Blijkens de verklaringen van belanghebbende is hij niet voornemens om na het afronden van de opleiding zijn huidige baan op te zeggen ten einde een baan te zoeken als vliegenier of vlieginstructeur. Naar het oordeel van het Hof maakt belanghebbende niet aannemelijk dat hij na voltooiing van zijn opleiding de verworven kennis productief kan maken en aldus zijn maatschappelijke positie kan verbeteren. De stelling van belanghebbende dat hij in de toekomst wellicht genoodzaakt is een (extra) inkomen te verwerven door het geven van vlieglessen kan niet tot een andere conclusie leiden aangezien naar het oordeel van het Hof voor aftrek onvoldoende is dat belanghebbende de nieuw verworven kennis naast zijn huidige beroep of toekomstige pensioenuitkering in de sfeer van een bijverdienste te gelde maakt.
8. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan op 19 januari 2005 door mr. J.P.M. Kooijmans, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. K van der Leij als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(K. van der Leij) (J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 januari 2005
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.