ECLI:NL:GHARN:2005:AS4192
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ondernemersstatus van een verpleegkundige in de thuiszorg voor de inkomstenbelasting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 6 januari 2005 uitspraak gedaan over de ondernemersstatus van een verpleegkundige die werkzaam was in de thuiszorg. De belanghebbende, geboren in 1937, was tot en met februari 2000 in loondienst als verpleegkundige bij [A] B.V. Na het faillissement van deze B.V. is zij op uurtarief zorg blijven verlenen. In het jaar 2002 heeft zij een bedrag van € 17.228,29 gedeclareerd, inclusief reiskosten. De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag inkomstenbelasting opgelegd, waartegen de belanghebbende bezwaar had gemaakt.
Het hof heeft vastgesteld dat de verpleegkundige, gezien het zeer beperkte aantal opdrachtgevers, niet kan worden aangemerkt als ondernemer voor de inkomstenbelasting. De zorg die zij verleende was vrijwel volledig gericht op één echtpaar, de heer en mevrouw [B], en er waren geen significante andere opdrachtgevers. Dit beperkte aantal opdrachtgevers en de afhankelijkheid van de zorgverlening aan dit echtpaar leidde tot de conclusie dat de belanghebbende niet met de vereiste mate van zelfstandigheid aan het economisch verkeer heeft deelgenomen.
De inspecteur had gesteld dat de zelfstandigenaftrek ten onrechte was verleend en dat er geen recht bestond op de verhoging daarvan, zoals bedoeld in artikel 3.76, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het hof oordeelde dat de aanslag niet te hoog was vastgesteld en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. Tevens werd het verzoek tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. drs. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van griffier mr. D.N.N. Jansen.