ECLI:NL:GHARN:2004:AS2659

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
16 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04-00587
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.E. Haas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van retributieheffing door onduidelijke tariefsbepaling in gemeentelijke verordening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 16 december 2004 uitspraak gedaan in een geschil over de genotsretributie die door de gemeente Almere was geheven. De belanghebbende, [X], had bezwaar gemaakt tegen een gevorderd bedrag dat was gebaseerd op een onduidelijke tariefsbepaling in de gemeentelijke verordening. De rechtbank oordeelde dat de schriftelijke kennisgeving van het gevorderde bedrag niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht, omdat deze niet vermeldde door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kon worden gemaakt. Dit leidde tot de conclusie dat het bezwaar van de belanghebbende terecht niet-ontvankelijk was verklaard.

Het hof constateerde verder dat de tariefbepaling in de Retributie- en precarioverordening Almere 1999 niet duidelijk was, omdat het begrip 'standaardbreedte' niet was gedefinieerd. Hierdoor was het voor de belanghebbende niet mogelijk om de omvang van zijn retributieplicht te kennen, en kon de belastingrechter niet toetsen of het gevorderde bedrag correct was berekend. De tariefbepaling was in strijd met artikel 217 van de Gemeentewet, dat voorschrijft dat het tarief in de belastingverordening moet worden vermeld. Het hof oordeelde dat het gevorderde bedrag, dat na bezwaar was verminderd tot € 659,11, niet in stand kon blijven.

Het beroep van de belanghebbende werd gegrond verklaard, en het hof vernietigde de uitspraak van de verweerder en het gevorderde bedrag. De gemeente Almere werd gelast om het door de belanghebbende gestorte griffierecht van € 37 te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N.E. Haas, vice-president van de derde enkelvoudige belastingkamer, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. W.J.N.M. Snoijink. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen verzoeken om een schriftelijke vervangende uitspraak.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
derde enkelvoudige belastingkamer
nr. 04/00587
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de directeur van de Publieksdienst van de gemeente Almere
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen gevorderd bedrag
soort belasting : genotsretributie
kennisgeving : van 15 oktober 2001, factuurnummer [01]
onderzoek ter zitting : met schriftelijke toestemming van beide partijen achterwege gelaten
gronden:
1. De schriftelijke kennisgeving van het gevorderde bedrag, zoals in kopie bij het verweerschrift overgelegd, vermeldt in strijd met artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt. Voorts worden volgens artikel 7, derde lid, van de Retributie- en precarioverordening Almere 1999 de rechten geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een nota of andere schriftuur, welke heffing valt onder ‘op andere wijze’ in de zin van de artikelen 233 en 233a van de Gemeentewet. In strijd met artikel 233a, eerste lid, houdt de verordening niets in omtrent de wijze waarop de belastingschuld aan de belastingplichtige wordt bekendgemaakt. Van nadere regels van het college als bedoeld in de laatste volzin van dat artikellid en van artikel 10 van de genoemde verordening is evenmin iets gebleken. Onder deze omstandigheden kon redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat belanghebbende met de indiening van het bezwaar op 30 oktober 2003 in verzuim is geweest. Bij de aangevallen uitspraak is het bezwaar dan ook terecht niet niet-ontvankelijk verklaard.
2. De bestreden retributieheffing berust op onderdeel 5.1 van de Tarieventabel 2001 die behoort bij de Tweede wijzigingsverordening Retributie- en precarioverordening Almere 1999, welk onderdeel luidt:
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het aanleggen c.q. wijzigen van een uitrit, per vierkante meter:
5.1. Vooruitlopend op dan wel gelijktijdig met de terreinafwerking, voor elke vierkante meter uitgaande boven de standaardbreedte voor de desbetreffende uitrit 103,75 (€ 47,08)
3. Hoewel in het verweerschrift wordt aangevoerd dat de standaardbreedte voor belanghebbendes uitrit 3½ meter bedraagt, is het begrip ‘standaardbreedte’ noch in de genoemde verordening noch in de tarieventabel – al was het slechts door verwijzing naar andere wet- of regelgeving – omschreven. Niet alleen stelt de verordening de aanvrager aldus niet in staat de omvang van zijn retributieplicht te kennen, maar ook kan de belastingrechter daaraan niet toetsen of het gevorderde bedrag is berekend naar de juiste maatstaf, zoals hier in geschil is.
4. De onder 2 aangehaalde tariefbepaling is dan ook in strijd met artikel 217 van de Gemeentewet, dat vermelding van het tarief in de belastingverordening voorschrijft, en bijgevolg onverbindend. Het uit kracht van die onverbindende bepaling gevorderde bedrag, zoals na bezwaar verminderd tot € 659,11, kan dus in zijn geheel niet in stand blijven.
slotsom:
Het beroep is gegrond. De grief van belanghebbende kan, zoals voortvloeit uit wat onder 3 is overwogen, niet worden behandeld.
proceskosten:
In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het gerechtshof:
– vernietigt de uitspraak van de verweerder alsmede het daarbij verminderde aan retributie gevorderde bedrag;
– gelast de gemeente Almere aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van € 37 te vergoeden.
Aldus gedaan te Arnhem op 16 december 2004 door mr. N.E. Haas, vice-president, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Snoijink als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(W.J.N.M. Snoijink) (N.E. Haas)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 december 2004
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor een griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt om een schriftelijke uitspraak te verkrijgen, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.